Kunst lost niets op en toch is zij broodnodig. Die conclusie trekt Bert Daelemans als hij de uitgezuiverde kunstwerken van Doris Salcedo nog eens op zich in laat werken.
Ware kunst heeft het over onrecht en geweld zonder kwetsend of gewelddadig te zijn. Volgens de Colombiaanse kunstenares Doris Salcedo (1958) is een kunstenaar geen creatief iemand die iets origineels en buitengewoons weet te scheppen, maar iemand die goed kan luisteren naar wat er in de wereld gebeurt. En dat dan samenbalt en aan het licht brengt door middel van heel gewone dingen, als waren het sacramenten: wat water, wat brood.
Het ‘materiaal’ waar zij het liefst mee werkt, is niet iets wat mensen doorgaans in kunst zoeken: menselijk lijden. Dat is in haar land voldoende voorradig. Zij gaat er niet pervers naar op zoek of masochistisch mee te lijf, maar laat het jarenlang in haar bezinken totdat het, uitgezuiverd en omgevormd, niet meer gewelddadig is en niet meer op wraak belust. Maar ook niet zielig op zichzelf gericht, vastgeroest in eigen gekwetstheid en gelijk, in een uitzichtloze slachtofferrol.
Zij vormt lijden om tot klankkast van waardigheid.
Zij stopt onrecht niet onder stoelen of banken, maar geeft lijden een stem daar waar het niet hoort (waar het niet politiek correct is) of mag gehoord worden (waar het niet voldoende “brood en spelen” is, in een op plezier beluste maatschappij). Salcedo steekt lijden niet in de doofpot maar laat haar echte stem horen. Een stem die eigenlijk niet zo oorverdovend angstaanjagend klinkt maar juist heel menselijk en zacht, een stem die de waardigheid van mensen toont. Keer op keer vormt zij lijden om tot klankkast van waardigheid.
Dat uitgezuiverde en samengebalde, dat kenmerkt haar werk al sinds haar indrukwekkende installatie Shibboleth (2007), in de ruime turbinehal van Tate Modern in Londen.
Indrukwekkend, want zij koos er niet voor om de ruimte vol te proppen met van alles en nog wat, nog méér lawaai en ruis waar het dagdagelijkse al boordevol van zit. In plaats van te overweldigen (de ruimte leent zich daarvoor), waardoor wij vol bewondering een stapje achteruit zouden zetten, koos zij er bescheiden voor zelf een stapje achteruit te zetten. En in plaats van iets binnen te brengen haalde ze net iets weg, en zien wij enkel een enorme scheur in de vloer.
In die stilte kun je de kreten van de slachtoffers horen
Het werk van Salcedo nodigt uit om niet op afstand te blijven, maar dichter te komen om te kijken wat er aan de hand is. Haar werk lijkt onschuldig en stil, maar in die stilte kun je de kreten van de slachtoffers horen. In die breuklijn hoor je de scheur tussen volkeren, noord en zuid, oost en west, scheuren in de mensheid met hun vreselijke namen als racisme, apartheid, segregatie en xenofobie.
In een ander werk liet zij gras groeien uit de spleten van op elkaar gestapelde tafels met de afmetingen van lijkkisten: het leven vindt haar weg ondanks alles. Deze hoopvolle installatie, als een enorm dysfunctioneel kerkhof, heet Plegaria muda (“gebed dat niet kan spreken”). Er zijn geen woorden voor, en toch is het gebed.
Van 2012 tot 2014 werkte zij aan A flor de piel (“aan de oppervlakte”), een zinspeling op bloem (flor) en huid (piel). Als herinnering aan de bloemen en de kransen die wij bij doden leggen werd een reuzengrote bloedrode mantel in een hoek gegooid. Dichterbij gekomen merken we dat de mantel bestaat uit duizenden rozenblaadjes die met uiterste precisie aan elkaar werden genaaid. Zij schiep dit broze werk als stilzwijgend eerbetoon aan de verminkte lichamen van verkrachte vrouwen, in het bijzonder aan een mishandelde en vermoorde verpleegster die heel haar leven met naald en draad kwetsuren had verzorgd en gedicht.
Als huldegedicht aan de ontelbare vluchtelingen die in de Middellandse Zee verdronken op zoek naar een beter leven, schreef zij in 2018 hun namen in water op grijze grafstenen (Palimpsesto). In enkele seconden verdween het water en verschenen er op dezelfde plek nieuwe namen: eveneens een installatie om stil van te worden. Zo eenvoudig, zo krachtig en zo verschrikkelijk. Een mens is als het gras, zingt de psalmist. ´s Morgens bloeit het op en ´s avonds is het verwelkt. En toch staat elk van ons geschreven in de palm van Gods hand.
Salcedo zucht dat zij overal te laat komt
Kunst lost niets op. En toch blijft onze wereld kunst broodnodig hebben om eens anders om te gaan met de harde realiteit, om te luisteren naar die échte stem van het lijden, die niet zwart maakt en niet met de vinger wijst, die zich niet verheft en niet slachtofferig blijft liggen, maar die zacht genoeg de mensen herinnert aan hun waardigheid.
Salcedo zucht dat zij overal te laat komt: het onrecht is geschied; de moorden zijn gebeurd en zijn niet meer goed te maken of te praten. Vaak kan zij niets anders doen dan met heel eenvoudige dingen die u en ik in huis hebben – een lege stoel, een paar rozenblaadjes, wat water – een edelmoedig, uitgezuiverd eerbetoon brengen aan de slachtoffers, geen nummers maar namen en gezichten. In hun kwetsbare onmacht klagen haar stilzwijgende, machteloze kunstwerken de machtigen aan die anderen verpletteren en klein houden: ze overweldigen niet, maar klinken krachtig in hun uiterste bescheidenheid.