Sinterklaas is weer in het land. Dries van den Akker SJ ontwaart onmiskenbare bijbelse echo’s in dit volksfeest voor jong en oud.
Intocht van Sinterklaas in Amsterdam, 1959 (Beelden: Polygoonjournaal, Bewerking: Ignis)
Wie raakt niet ontroerd bij de intocht van Sinterklaas? Het hele volk op de been, verkeer ontwricht, politieapparaat in touw, de televisie zendt de hele dag uit. Grote mensen worden even kleine kinderen. We vieren het feest van verlangend uitzien… naar de komst van de goedheiligman.
Het was dominee Barnard die erop attendeerde dat de intocht van Sint sterk doet denken aan de manier waarop de wederkomst van Christus wordt beschreven in het laatste boek van de bijbel, Openbaring of Apokalyps. Dat boek eindigt met de uitroep: “Kom, Heer Jezus, kom!” Wij zingen: “Hij komt, hij komt, de lieve goede Sint.” Er is ruimte voor de twijfelaars: “Zou de goede Sint wel komen…?” Daar klinkt het antwoord: “Zie, ginds komt…”; en wel: “de stoomboot… Hij brengt ons Sint Nicolaas, ik zie hem al staan.” Zou de schrijver gedacht hebben aan het lied uit het Liedboek van de Kerken: “Daar komt een schip geladen, tot aan de hoogste boord; draagt Gods Zoon vol genade…”? Nota bene een adventslied.
In het boek van de Openbaring lezen we: “En zie, er verscheen een wit paard. En die erop gezeten was droeg een boog en hem werd een kroon gegeven…” Jammer dat het geen mijter en staf zijn. “En hij ging heen, zegevierend om de overwinning te behalen.” (Apk 6,2). En dan te bedenken dat de Griekse naam Niko-laos betekent: ‘die het volk overwint’, ‘die de harten van het volk voor zich weet te winnen’, ‘de populaire’.
Hij deelt cadeautjes uit, we spelen voor zijn aangezicht. Een visioen waarvan al sprake is in het boek Spreuken.
Toen Jezus destijds op zijn ezel Jeruzalem binnenreed, werd er geroepen: “Hosanna, help toch!” Bij Sints intocht roepen we: “Piet! Piet!” en we steken verlangend onze hand uit. Het klinkt anders, maar het betekent hetzelfde. Verderop in het boek Openbaring staat: “Toen zag ik de hemel open, en zie: een wit paard. En zijn berijder heet Trouw en Waarachtig. Hij komt om te oordelen: het goede zal hij belonen en het kwade straffen.” (vgl. Apk. 19,11vv). Wij zingen: “Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe.”
In het boek van de Openbaring zegt Christus van zichzelf: “Zie ik sta aan de deur en klop.” (Apk. 3,20) Wij zingen: “Hoort wie klopt daar kinderen? …Het is een vreemdeling zeker?”’ Werd dat niet ooit tegen Jezus gezegd: “Bent u de enige vreemdeling hier…?” (Lc 24,18). “Ik zal eens even vragen naar zijn naam.” Alsof we Mozes horen, of psalm 103: “Hoe is uw naam…?”
Telkens als Sint het grote boek krijgt aangereikt om te zien wat er over de aanwezigen geschreven staat, is dat welhaast letterlijk overgenomen uit het 20e hoofdstuk van Openbaring.
Hij deelt cadeautjes uit. En we spelen voor zijn aangezicht. Een visioen waarvan al sprake is in het boek Spreuken (8,30). De Sint lijkt werkelijk op Christus. Niet voor niets wordt hij genoemd ‘goedheiligman’. Wie het oneerbiedig vindt dat we zo mijmeren over een verklede man, zou nog eens Paulus moeten lezen: “Zoals wij de beeltenis van de aardse mens hebben gedragen, zo ook zullen wij de beeltenis van de hemelse dragen..!” (1 Kor. 15,49).