Ignis bezoekt deze zomer minder courante musea. Dries van den Akker wandelt door een huis in art deco. En gaat er zó in een op dat zijn fantasie op hol slaat.
Wie houdt van art deco vindt in de binnenstad van Brussel tussen verzakte trapgeveltjes en enorme moderne kantoorflats links en rechts nog mooie gevels. Maar wil je verwijlen in de sfeer van de tussenoorlogse jaren 1920-1930, dan moet je toch even naar de deelgemeente Ukkel.
Ik kende die plaatsnaam alleen maar van het weerstation dat elke dag de weersverwachting verzorgt. Maar een medebroeder attendeerde mij op Museum van Buuren aan de rustieke Léo Errerlaan 41. Ooit behoorde de villa aan het echtpaar Van Buuren. Zij maakten van hun huis een schatkamer in de Art-Decostijl. Wie meer wil weten moet even Googelen of in het Museum zelf de videopresentatie gaan zien.
Heerlijk om nostalgisch door de stijlechte salons te dwalen. In gedachten even plaats te nemen aan de strakke eettafel en me te laten bedienen door een dienstmeisje, mijn blik te laten gaan langs de prachtige bijpassende wandversieringen en smaakvolle snuisterijen in de etagèrekastjes.
Het zeer fraaie vloerkleed met grillige plantenpatronen zal de stemmen van de medeaanzittenden gedempt hebben. Daarna even in de serre een sigaretje met zilveren mondstukje opsteken en genieten van de prachtige tuin. Of – als het weer het toelaat – mij door mevrouw de zeldzame planten en bloemen laten wijzen. Of speels door het doolhof van tuinhagen bewegen, waarin pleintjes zijn uitgeschoren: elk met een sculptuurtje in het midden, geplaatst op telkens een ander bestratingspatroon.
Terug in de muzieksalon neemt misschien iemand uit het gezelschap plaats aan de vleugel en speelt iets dromerigs, terwijl ik langs de prachtige verzameling schilderijen dwaal. Gustave van de Woestyne was een huisvriend. Er hangen, verspreid door het huis, negenentwintig werken van zijn hand.
De Van Buurens hadden zelf geen kinderen. Zouden ook niet passen in dit verfijnde milieu. Maar Van de Woestyne schonk hun een aandoenlijk schilderij van zijn eigen vijf kinderen rond de eettafel. Het bevindt zich in het prachtige trappenhuis. Trouwens ook de art-deco-hanglamp die ervóór hangt, is een juweel.
In gedachten laat ik mij rondleiden door de heer des huizes, David van Buuren. Trots dat ik mij tot zijn vriendenkring mag rekenen. Ik complimenteer hem met de smaakvolle sfeer van zijn villa. Hij neemt mij natuurlijk even mee naar zijn werkkamer op de eerste verdieping om mij zijn laatste aanwinsten te laten zien: een drietal remaissance-schilderijtjes, in de vensterbank een middeleeuws borstbeeld van Christus naast een prachtige koperen altaarbel met IHS-embleem; nogal opmerkelijk voor een man van joodse afkomst.
Trots dat ik mij tot zijn vriendenkring mag rekenen. Ik complimenteer hem met de smaakvolle sfeer van zijn villa.
Hij droomt ervan dit alles – na de dood van de langst levende – als museum na te laten aan een stichting. Maar de charme van zijn woonhuis is er juist in gelegen dat dit alles geen kunst is om afstandelijk naar te kijken, maar om als gebruiksvoorwerpen om je heen te hebben. Het kan niet anders of de Van Buurens waren verfijnde mensen die ook van hun manieren en omgangsvormen Kunst gemaakt moeten hebben.
Dus, mocht je in Brussel zijn, en je hebt het even gehad met de megalomane Europese Unie, het Atomium, Manneke Pis en de mosseleettentjes achter de Grote Markt, ga een uurtje naar Ukkel.