
Tussen hemel en oorlog is de naam van de tentoonstelling die tot 15 juni 2025 in Museum Catharijneconvent in Utrecht wordt gehouden. Een aantal bijzondere kunstwerken uit het interbellum (periode tussen twee oorlogen) laat zien hoe religie en kunst samenkomen.
De Eerste Wereldoorlog had de wereld in shock achtergelaten. Hoe reageren kunstenaars op de trauma’s die zij hadden opgelopen?
De oorlog heeft echt alles weggeslagen uit mijn verleden… en toch besef ik fundamenteel dat je je toevlucht moet nemen tot nóg sterkere vormen
Sommigen grijpen terug naar hun geloof. Hiertoe behoort Karl Schmidt-Rottluff, die in de loopgraven had meegevochten. Al in 1914 schrijft hij: ‘De oorlog heeft echt alles weggeslagen uit mijn verleden… en toch besef ik fundamenteel dat je je toevlucht moet nemen tot nóg sterkere vormen, zo sterk dat ze de kracht van een dergelijke internationale waanzin kunnen weerstaan’. In 1918 maakt hij een Christusportret, getiteld: 1918. Ist euch nicht Kristus erschienen.
(tekst gaat door onder afbeelding)
Het is een door de oorlog verminkt gezicht. Käthe Kollwitz, die in 1914 haar zeventienjarige zoon Peter verloor, maakt jaren later, in 1937, op de verjaardag van zijn sterfdag een piëta als beeld van iedere rouwende moeder. In haar dagboek schrijft ze: ‘iets als een piëta’, ‘geen verdriet meer, maar bezinning’.
(tekst gaat door onder afbeelding)
Behalve traumaverwerking is ook sprake van optimisme, gevolg van technische en economische vooruitgang. Kunstenaars zoeken naar nieuwe wegen. Sommigen gaan abstract werken om een hogere en universele werkelijkheid uit te drukken. Wassily Kandinsky, de schrijver van Über das Geistige in de Kunst (1911), is er zo een. Alexej von Jawlenski schildert tussen 1918 en 1935 abstracte, icoonachtige koppen (Verlangen, 1925).
(tekst gaat door onder afbeelding)
Andere kunstenaars zoeken het in oosterse godsdiensten en esoterische stromingen als theosofie en antroposofie. Jacoba van Heemskerck, die in 1915 lid was geworden van de door Rudolf Steiner gestichte Antroposofische Vereniging, maakt in 1920 een mozaïek van een boom, waarin tegengestelde krachten met elkaar in harmonie worden gebracht. Rood en blauw worden met elkaar verzoend. Rood staat voor het mannelijke en het aardse, blauw voor het vrouwelijke en het hemelse. De afhangende takken van de boom lijken te wortelen in de aarde: in een kringloop worden hemel en aarde met elkaar verbonden.
(tekst gaat door onder afbeelding)
Jan Toorop doorloopt het impressionisme, pointillisme en symbolisme totdat hij, geïnspireerd door Berlage en Beuron, de voor hem karakteristieke verstrakking bereikt. Sinds zijn bekering tot het katholicisme in 1905 stelt hij zijn betekenisvolle kunst in dienst van geloof en kerk, zoals blijkt uit De Pelgrim (1921), waarvan de kunstenaar zelf de volgende verklaring geeft: de piramidevormige rotsblokken zijn de obstakels die de pelgrim op zijn levensreis moet overwinnen. Hij wordt ontvangen door Maria met haar kind. De eenvoud van de pelgrim wordt gesymboliseerd door de Zeeuwse boer (onder Maria). De pelgrim laat de zinnelijke wereld achter zich, weergegeven als een gekroonde man, een rijk geklede vrouw, ruiters te paard die strijden om bezit. In de rechterbenedenhoek ontwaren we de kop van een filosoof.
(tekst gaat door onder afbeelding)
In de jaren dertig is het voorbij met het optimisme van de eerste helft van het interbellum. De beurskrach van 1929 brengt overal werkloosheid en armoede, angst en onzekerheid, die een voedingsbodem vormen voor fascistische bewegingen. De machtsovername van Hitler in 1933 betekent het einde van de avant-gardekunst in Duitsland. Bronzen beelden van ‘entartete’ kunstenaars als Käthe Kollwitz en Ernst Barlach worden omgesmolten om er oorlogstuig van te maken.
In het Catharijneconvent kunnen we zien hoe mensen steun vonden in het geloof en hoe dit geloof een bron kon zijn van inspiratie bij de opbouw van een nieuwe wereld.
Kunstenaars keren terug naar het realisme, maar dan wel van een bepaalde soort. Men spreekt van ‘magisch realisme’, waarvan Carel Willink in 1939 in zijn ‘De pilaarheilige’ een voorbeeld geeft. Op dit schilderij zit de pilaarheilige Simeon de Styliet op een zuil, terwijl op de achtergrond een stad brandt en zwarte wolken de wereld verduisteren. Een jaar later breekt de Tweede Wereldoorlog uit.
(tekst gaat door onder afbeelding)
Er zijn parallellen met de nieuwste tijd aan te wijzen. Het optimisme van de wederopbouwperiode na de Tweede Wereldoorlog en het gevoel van bevrijding als gevolg van de val van het communisme maken plaats voor onzekerheid en angst voor nieuwe dreigingen. In het Catharijneconvent kunnen we zien hoe mensen steun vonden in het geloof en hoe dit geloof een bron kon zijn van inspiratie bij de opbouw van een nieuwe wereld. In onze huidige situatie kunnen we ons spiegelen aan en laten inspireren door kunstenaars die het interbellum hebben beleefd.
Foto’s: Peter van Dael