Je zou het niet verwachten, maar Hollanders stonden in de 17e eeuw bekend om hun humor. Lachen maakt immers gezond, ook als de grappen wat platvloers zijn.
Aan humor in de Gouden Eeuw wordt in het Frans Hals Museum te Haarlem thans aandacht besteed, in een tentoonstelling die getiteld is De kunst van het lachen. Ruim vijftig schilderijen, afkomstig uit verschillende musea en particuliere collecties in binnen- en buitenland, zijn er te zien. Daaronder werken van grootmeesters als Gerard van Honthorst, Frans Hals, Jan Miense Molenaer, Jan Steen. Zelfs Rembrandt is vertegenwoordigd. Humor hoorde bij de welopgevoede burger en werd ook als bevorderlijk voor de gezondheid geacht, want lachen maakt gezond.
Op de tentoonstelling worden de humoristische schilderijen in een aantal categorieën onderverdeeld. Om te beginnen zijn daar komische types zoals De Nar van Cornelis Cornelisz van Haarlem (1596) met zijn zotskap met ezelsoren en belletjes (zie afbeelding). Ook boeren moesten op de lachspieren werken vanwege hun boertig gedrag, dat zich uitte in dansen en drinken. Adriaen Brouwer geeft een boerse man weer die gruwelt na het innemen van een vies smakende medicinale drank. Dit vond men leuk, want het was een boer, waar men bovendien met leedvermaak naar keek. Het was tegelijkertijd een komische versie van een van de zintuigen, namelijk de smaak.
De bewoner van de stad keek met genoegen naar boerse taferelen en dacht daarbij: zo zijn wij niet. Ook het kattenkwaad van kinderen werd gewaardeerd, althans op schilderijen. Jan Steen laat een kat dansen op de melodie van een fluit, waarbij een andere jongen aan zijn staat trekt, dit alles tot ongenoegen van het dier en genoegen van de kijker (zie afbeelding). Jan Miense Molenaer geeft jongens weer die een dwerg en zijn vrouw pesten en uitlachen. Men was er zich eigenlijk van bewust dat je niet mocht lachen om fysieke afwijkingen, maar kon het toch niet laten.
Een belangrijke categorie heeft als titel ‘liefde en lust’. Een veel voorkomende figuur uit deze categorie is de piskijker. Bij Jan Steen komt hij wel twintig keer voor. Het gaat hier in feite om een dokter die liefdesverdriet constateert. Veel voorkomende motieven in dit genre zijn het hemelbed, het decolleté, worsten en kannen als verwijzingen naar genitaliën.
Ook woordgrappen worden in beeld gebracht. ‘Iemand een bril verkopen’ betekende: iemand bedriegen. De achttien- of negentienjarige Rembrandt laat zien hoe een potsierlijk geklede brillenverkoper zijn waar tracht te slijten aan een oude man en een oude vrouw (zie afbeelding). Dit schilderijtje is tevens een komische weergave van een van de vijf zintuigen: het gezicht.
Ook diersatires waren geliefd. Cornelis Saftleven geeft een notaris weer als een uil, terwijl het boerenstel dat hem consulteert er uitziet als een varken en een vogel. Dit is een waarschuwing om niet meteen te gaan procederen, want hier heeft alleen de notaris baat bij. Men vond het ook leuk wanneer de schilder de kijker voor de gek hield door middel van trompe-d’oeil-voorstellingen.
De schilder Samuel van Hoogstraten schrijft in zijn Inleyding tot de hooge schoole der schilderkost over dergelijke werken: ‘Want een volmaekte Schildery is als een spiegel van de Natuer, die de dingen, die niet en zijn, doet schijnen te zijn, en op een geoorloofde vermakelijke en prijslijke wijze bedriegt.’
Het komt ook voor dat de kunstenaar zichzelf op een humoristische manier portretteert, zoals Jan Steen in zijn Zelfportret met luit (1663/65). Lachend bespeelt hij zijn muziekinstrument (zie afbeelding.). Voor de kenners fungeert hij tevens als personificatie van het sanguinische temperament, dat in het bekende iconografische handboek van Cesare Ripa is beschreven als een blygeestigh lachend Ionghman…slaende op een Luyte. Het schilderij van de luitspeler met zijn aanstekende lach kan door ieder worden geapprecieerd. Alleen kenners hebben oog voor de dubbele bodem.
Veel van dit soort dubbele bodems ontgaan ons, maar tijdgenoten moeten ervan hebben genoten. De Haarlemse tentoonstelling bewijst dat ook zonder al die kennis heel wat te genieten valt van goed geschilderde dwaze boeren, ondeugende kinderen, drinkebroers, kwakzalvers en lustige dames en heren, vermenselijkte dieren en aapjes die onder rokken gluren.