Zij brak met het strenge calvinisme van haar jeugd. Hoe kon het dat dichteres Ida Gerhardt toch zo’n krachtige getuige van het christelijk geloof bleef?
Op 15 augustus 1997 overleed de Nederlandse dichteres Ida Gerhardt in een verzorgingstehuis te Warnsfeld bij Zutphen. Kort geleden verscheen een uitgebreide biografie, geschreven door de classica Mieke Koenen.
In christelijke kringen is Ida Gerhardt vooral bekend door een psalmvertaling, uitgegeven in 1972, die zij maakte samen met haar vriendin Marie van der Zeyde (1906-1990). Hun vertaling werd door een groep monniken op muziek gezet en verscheen als getijdenboek dat wordt gevolgd door talrijke monastieke gemeenschappen in Nederland en Vlaanderen.
De Bijbel en de natuur bleven haar grote bronnen van inspiratie
Ida Gerhardt kende een bewogen leven, eerst in haar familie, dan in haar studiejaren, als lerares Klassieke Talen in Kampen en later als dwarse dichteres. Op het gymnasium te Rotterdam kreeg zij grote bewondering voor haar leraar Jan Hendrik Leopold. Marie van der Zeyde was een klasgenote, maar zij werd pas echt bevriend met Ida omstreeks het jaar 1935. Die vriendschap groeide geleidelijk naar erotische liefde tijdens de oorlogsjaren ‘40-‘45. Pas in het jaar 1956 gingen zij samenwonen en zij bleven elkaar trouw tot de dood hen scheidde. Gerhardt werd een beroemde dichteres en op de leeftijd van 75 jaar kreeg zij de P.C.Hooft- prijs.
Gerhardt publiceerde achttien dichtbundels. De voornaamste en meest gewaardeerde draagt de titel Het levend monogram (1955). Deze titel zinspeelt op de vis als symbool voor de onsterfelijke en alomtegenwoordige Christus. Het gedicht Ichtus verklaart de titel van heel de bundel:
De vis getrokken door mijn hand
en even vrij nog van de golven,
zal straks gewist zijn van het strand
en door de grote vloed bedolven.
Maar in het water, dat hem nam
zwemt levend het Monogram.
Geheime trek van tij en maan:
Hij zal op alle kusten staan.
In deze rijke bundel staat één der donkerste gedichten uit onze literatuur, met de merkwaardige titel Het gebed. De dichteres neemt op schrijnende wijze afscheid van haar streng calvinistische grootouders.
Drie maal per dag, naar vaste wetten,
nemen zij de eigen plaatsen in,
en gaan zich rond de tafel zetten:
van haat eendrachtig: het gezin.
De vader heeft het mes geslepen,
de kinderen wachten, wit en stil.
De moeder houdt haar bord omgrepen
alsof zij het vergruizelen wil.
Een grauw: dan vouwen zij de handen,
de disgenoten in het huis:
van tafelrand tot tafelranden
geschikt tot een onzichtbaar kruis.
De zo scherp getekende ouders en kinderen zijn geen echte disgenoten. Een muur van haat vervreemdt ze van elkaar. Maar het afscheid van het strenge calvinisme betekende geen breuk met de christelijke boodschap. Hoe is Gerhardt een ware getuige gebleven van haar christelijk geloof? Vier vuurtorens hebben haar verdere levensweg begeleid: haar leraarschap, haar relatie met Marie van der Zeyde, haar contact met monastieke gemeenschappen en haar liefde voor Bijbel en natuur.
Een grauw: dan vouwen zij de handen,
de disgenoten in het huis
Zij heeft vele jaren les gegeven aan een christelijk gymnasium, eerst in Kampen en later in Bilthoven. Die taak heeft zij zeer ernstig genomen. Dat lezen wij duidelijk in haar vroege bundel Sonnetten van een leraar (1951). Het gedicht Tussenuur bevat deze mooie verzen:
Ik rebelleerde. – Maar ik ben gezwicht:
Te sterk zag mij mijn werk in het gezicht.
Het is mijn prachtige, mijn hondse baan.
De vriendschap met Marie van der Zeyde was vooral een geestelijke en zeer diepgaande relatie. Beide waren dwars van karakter en dat veroorzaakte soms problemen. Toen ze beiden het einde van hun vaste baan bereikten, verlangde Ida naar Ierland te emigreren waar ze dikwijls met vakantie waren gegaan. Maar dat zag Marie helemaal niet zitten en dus zochten zij samen een nieuw huis in Nederland.
Beide waren dwars van karakter en dat veroorzaakte soms problemen.
Beiden verbleven dikwijls, en soms weken lang, in één of andere monastieke gemeenschap. Zij werden vertrouwde gasten in een gemeenschap van protestantse vrouwen in Grandchamp, bij Neuchâtel in Zwitserland. Zij bezochten katholieke gemeenschappen, zoals de Lioba-gemeenschap bij Egmond en de abdij Bethlehem in Bonheiden. Zij correspondeerden regelmatig met de paters Frans Berkelmans en Herman Brüggen van de Sint-Adelbertabdij in Egmond-aan-Zee.
De Bijbel en de natuur bleven de grote bronnen van inspiratie in heel de dichterlijke carrière van Ida Gerhardt. Haar vast geloof in een nieuw leven na de dood heeft zij beleden in sommige van haar meest bekende gedichten. Denk bijvoorbeeld aan het gedicht De Gestorvene.
Zeven maal om de aarde te gaan,
als het zou moeten op handen en voeten;
zeven maal om die éne te groeten
die daar lachend te wachten zou staan.
Zeven maal om de aarde te gaan
Zeven maal over de zeeën te gaan,
schraal in de kleren, wat zou het mij deren,
kon uit de dood ik die éne doen keren.
Zeven maal over de zeeën te gaan –
zeven maal om met zijn tweeën te staan.
In het najaar van 2014 verscheen voor het eerst een volledige biografie van de dichteres: Dwars tegen de keer. Leven en werk van Ida Gerhardt (Uitgeverij Atheneum, Amsterdam, € 39,99). Op basis van talrijke nieuw ontdekte archiefstukken, brieven, lezingen en ongepubliceerde gedichten schetst Mieke Koenen de verbanden tussen Gerhardts literaire werk en haar levensloop.
Meer informatie: website Atheneum.
Paul Verdeyen SJ is jezuïet en kenner van de Vlaamse mystiek. Hij is emeritus-hoogleraar van het Ruusbroecgenootschap aan de Universiteit Antwerpen.