De film A Late Quartet draait om mensen met banale en grootse kanten, die door de kunst boven zichzelf uitgetild worden. Een bespreking.
Welk publiek hoopten de makers van de film A Late Quartet te bereiken? Klassieke muziek is geen thema voor blockbusters en het opus 131 van Beethoven, zijn favoriete maar ook zijn moeilijkste strijkkwartet, is dat nog minder. Ja, Schumann vond het een toppunt van de muziek en Schubert wilde het beluisteren op zijn sterfbed, dagen aan één stuk. Maar dat zegt iets over de smaak van zeldzame kenners, niet over die van het hedendaagse filmpubliek.
Wie opus 131 van Beethoven wil uitvoeren, moet lid zijn van een hechte kleine gemeenschap
En toch hebben ze het aangedurfd een film te wijden aan dit kwartet. Niet enkel aan de muziek, maar ook en vooral aan het wel en wee van een kwartet van musici dat deze muziek uitvoert. Daaraan ontleent de film zijn dramatische geladenheid. Want sublieme muziek moet nu eenmaal uitgevoerd worden door mensen met talent, ja zeker, maar ook door mensen die hun zwakheden en passies hebben. (Hetzelfde zou men kunnen zeggen van ons religieus geloof. Maar dit ter zijde.)
De cellist, de eigenlijke leider van het kwartet, ontdekt dat hij aan de ziekte van Parkinson lijdt. Hij zal een opvolger moeten vinden of zijn kwartet moeten opdoeken. Dit nieuws komt hard aan, ook voor zijn drie partners. Onzekerheid overvalt hen. Zij zijn al jaren samen, zijn volledig op elkaar afgestemd en hebben voor hun succesrijke loopbaan grote offers gebracht. Zij hebben er ooit voor gekozen een kwartet te vormen en samen ten dienste te staan van de hoogste vorm van muziek, veeleer dan carrière te maken als solisten die nu eens met het ene, dan weer met het andere orkest zouden moeten optreden. Dat is het eigenlijke thema van de film: wie dit strijkkwartet van Beethoven wil uitvoeren, moet lid zijn van een hechte kleine gemeenschap.
Op dat moment van crisis komen echter de sluimerende spanningen naar boven en ook de kleinzieligheid van individuele leden. De tweede violist wil niet langer tweede viool blijven spelen. Zijn getalenteerde dochter wordt verliefd op de eerste violist, haar leraar, en hij op haar. Haar moeder, de altvioliste, krijgt van haar te horen dat zij zich verwaarloosd heeft gevoeld ten gevolge van de muzikale carrière van haar ouders. De cellist, het enig waarlijk gelouterde lid van het viertal, moet dit alles aanzien. Zal zijn kwartet uiteenvallen en zal daarmee hun dienst verloren gaan aan een muziek die meer is dan subliem, die iets transcendents heeft? (Kenners hebben een verband gelegd tussen opus 131 en de Missa Solemnis van Beethoven.)
Uiteindelijk komen de protagonisten dan toch tot inkeer. Hoe en waarom? Het scenario vertoont enkele leemtes terwijl het zich naar een soort happy end haast. Dat hebben de critici goed opgemerkt. Maar kom. De cellist vindt een min of meer waardige vervangster en zijn partners slagen erin hun individuele passies opnieuw ondergeschikt te maken aan hun kunst. Misschien zal die niet meer zo perfect zijn als tevoren. Maar wat zou dat? Met dat vooruitzicht kunnen ze zich verzoenen. Daarom besluiten ze het opus 131 voortaan te spelen zonder partituur. Allicht met meer foutjes, maar misschien met nog meer gevoel voor wat Beethoven bezielde op het einde van zijn leven.
De film werd door de kritiek vooral geloofd om de vertolking door de hoofdacteurs. Terecht, maar dat is slechts bijzaak. Dat ze zo goed presteren is niet verwonderlijk. Wat moeten ze blij geweest zijn de rol te mogen spelen van hun personages. Van mensen met kleine en banale, maar ook met heel grote kanten. Van mensen die elkaar hebben leren vinden in de intimiteit van een strijkkwartet en in de dienst van een kunst die hen boven zichzelf uittilt. In de dienst van iets transcendents.