Zijn werk is vitaal, rijk van kleuren, gedurfd van onderwerpen. Een tentoonstelling in Roermond ontrukt de schilder en glazenier Joep Nicolas zeer terecht aan de vergetelheid.
Schrijvers en kunstenaars kennen na hun dood vaak het vagevuur: een aantal jaren dat zij vergeten lijken. Oververzadigd van alle publiciteit bij hun dood laat het publiek hen een tijdje rusten. Voor sommigen is die rust eeuwig: zij blijken bij nader inzien toch niet de vereiste kwaliteit te bezitten om op te staan.
Maar iemand als Joep Nicolas (1897-1972), schilder, schrijver en glazenier, is terug. Op een kleine, waardevolle tentoonstelling in Roermond worden wel nuances aangebracht en komt met de kracht ook de zwakheid van zijn talent uit. Zo lijkt zijn vrije schilderwerk uit de Amerikaanse periode (1939-1953) niet alleen voort te komen uit reactie op de abstracte kunst van die jaren in de VS, maar ook uit de financiële nood van een schoorsteen die ook in den vreemde moest blijven roken. Terwijl hij een twintigtal kerken mag beglazen, ontwikkelt zich zijn vrije werk in nieuwe technieken en mythologische thema’s, maar artistiek is het schraal.
Pas 24 jaar oud en nauwelijks geschoold maakt Nicolas al verrassende composities
Op de tentoonstelling in het Cuypershuis staat echter een aantal werken van een hoog nationaal en internationaal niveau. Vooral zijn ramen en zijn opalineschilderingen, ook verre muraille genoemd, gooien hoge ogen. Van de laatste was hij de uitvinder. De band die Nicolas en andere neobarokkunstenaars uit het interbellum (1920-1940) hadden met de techniek en de ambachtelijkheid, is altijd nauw geweest. Schilders als Henri Jonas, Edmond Bellefroid en Charels Eyk hebben in hun jeugd theekopjes en borden gedecoreerd in de aardewerkfabrieken. Ze hebben van huis uit veel geëxperimenteerd met verftechnieken en nieuwe vormen.
Joep Nicolas, Zelfportret, 1937
Joep Nicolas begint met een opdracht, in 1922, voor de crypte van het kerkje van Asselt. Een religieuze, monumentale opdracht dus. Technisch gebruikt hij, om die ruimte vlak bij de Maas te schilderen, keimverf, de enige verfsoort die bestand is tegen een zeer hoog vochtpeil. Voor de kleuren kiest hij voor het palet van Vincent van Gogh en de transposities de expressionisten.
De compositie is in alle opzichten verrassend. Zo kiest de jonge Nicolas, pas 24 jaar oud en nauwelijks geschoold, voor een onverwachte vorm: hij plaatst in die ‘cyclus van dood en eeuwig leven’ een vrolijke dans rond Christus, ondeugend, een beetje frivool. En dat zullen hij en veel schilders uit het interbellum blijven doen. In hun religieus werk komt heel vaak een feestelijk dorpje, een boerderij, korenvelden, een mijnschacht, spelende kinderen of een stadsgezicht voor; religieus erfgoed en dagelijks leven profiteren van elkaars perspectief. Dat heet in de kunsthistorie het ‘historische praesens’: actualisering van een verre historische werkelijkheid door de toevoeging van vertrouwde details.
Nicolas begint zijn carrière dus als kerkschilder. Maar kort na ‘Asselt’, in 1925, wordt hij uitgenodigd om een glas-in-loodraam te scheppen voor de internationale tentoonstelling van kunstnijverheid in Parijs. Tot zijn eigen verbazing behaalt zijn Sint-Maartensraam de eerste prijs. De kinderoptocht van het feest van 11 november in zijn dorp inspireert hem tot een geniaal raam met de heilige te paard, van plezier kraaiende kinderen met lampionnen, een stumper van een bedelaar in een bonte storm van licht en verbazing: “Het mooiste glas-in-loodraam van onze tijd” juicht de Franse jury over het werk.
Wie Nicolas zegt, bedoelt vitaliteit
Dan begint de internationale glazenierscarrière van Joep Nicolas. Talloze opdrachten krijgt hij voor stadhuizen, kerken, brouwerijen, cruiseschepen en kantoren. Zijn werk treft men aan in Amsterdam, Breda, Tubbergen, Hilversum, Utrecht, Gouda, Oud-Zevenaar, Eindhoven en heel Zuid- en Midden-Limburg. In 1939 wijkt hij uit naar Amerika. Ter wille van zijn Belgische echtgenote, of op zoek naar een nieuwe uitdaging?
Terug in Nederland werkt hij tussen 1959 en 1964 aan zijn levenswerk, zijn opus magnum: de 24 ramen van de Oude Kerk van Delft. Die worden een feest van licht, kleur en beweging. Want wie Nicolas zegt, bedoelt vitaliteit. Dat is ook het toverwoord van de ‘katholieke jongeren’ van het interbellum, wie een dynamische kunst voor ogen stond. Het maandblad De Gemeenschap spreekt ervan op elke bladzijde. Het waait nogal veel op de muurschilderingen van die tijd! Maar er wordt vooral veel verteld. De kunst van het verhaal-in-glas is men volop meester. Vol leven trekken de verhalen voorbij, verteld door schilders, architecten, beeldhouwers, schrijvers en glazeniers.
Joep Nicolas heeft vooral gewerkt in de buurt van Roermond. Maaseik, Breugel, ’s-Hertogenbosch liggen daar niet ver weg. Daar woonden ooit schilders als Jan van Eyck, Pieter Bruegel en Jeroen Bosch, met wie Joep Nicolas nauwe verwantschap toont in vitaliteit, in rijkdom van kleuren, in gedurfdheid van onderwerpen, in volkse toon, in vaart.
De tentoonstelling over Joep Nicolas is tot 11 januari 2015 te bezichtigen in het Cuypershuis te Roermond, Pierre Cuypersstraat 1. Zie ook: www.cuypershuisroermond.nl.