Een kortstondig vredesmoment in de loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog, je kent dat verhaal waarschijnlijk wel. Maar kende je ook het verhaal over Diksmuide uit die nacht?
Ieder kent het verhaal uit de Eerste Wereldoorlog dat in de kerstnacht Duitse en Geallieerde soldaten uit hun loopgraven kwamen gekropen om samen kerstliederen te zingen. Ze hadden daarmee gehoor gegeven aan een oproep van paus Benedictus xv: ‘Mocht tenminste een korte wapenstilstand, een kleine rust, één enkele straal van de goddelijke vredeszon de haat even komen onderbreken.’ Na Kerst zijn ze verdergegaan met de beschietingen.
Veel minder bekend is het verhaal dat hier is afgebeeld. In het najaar van 1914 was het West-Vlaamse stadje Diksmuide door het oorlogsgeweld volkomen in puin geschoten. Een Duitse soldaat had in de puinhopen die restten van de plaatselijke kerk, een monstrans gevonden. Op tweede kerstdag van dat jaar, 1914, maakte een Duitse officier van de kortstondige vrede gebruik om die monstrans eerbiedig aan de Belgen terug te geven.
De kunstenaar plaatst het gebeuren in de nachtelijke vrieslucht. Hier en daar een vaag sterretje. Op de voorgrond en een beetje verderop wat sneeuwresten. Daartussen het Christuskind. Opvallend: de kou wordt geaccentueerd door de mantel van de officier, en de sjaal om hoofd en hals van de priester. Het Kind ligt daar onbeschermd. Er is zelfs geen stal om enigszins beschutting te geven. Waar anders Maria en Jozef zijn afgebeeld zitten nu die twee verstilde mensen. Of nemen zij de plaats in van de os en de ezel? Vanouds vertegenwoordigen die twee dieren immers de gelovigen en de heidenen. Ten teken dat alle mensen welkom zijn bij dit Kind.
Het Kind vormt de verbinding tussen deze twee
Het is gewikkeld in stralend witte doeken, witter dan de sneeuw. Schuilt daarin een verwijzing naar de profeet Jesaja (1,18): ‘Laat ons de zaak afhandelen, zegt de Heer. Zouden uw zonden, zo rood als scharlaken, niet kunnen worden witter dan sneeuw?’
Het met licht omgeven Kind heeft de armpjes gespreid, naar links, de Duitse officier, en rechts, de Belgische priester. Het Kind vormt de verbinding tussen deze twee, die in de afgelopen tijd als vijanden tegenover elkaar stonden, en brengt ze bij elkaar.
De soldaat rechts geeft dat aan door de gevouwen handen op de borst, het gebaar dat rouwmoedige zondaars maken. De gestalte links door de monstrans tegen zich aan te drukken, enigszins rechts opzij van zijn lichaam. Waar dat voorwerp in de eredienst wordt gebruikt om het lichaam van Christus in de vorm van het heilig brood, de hostie, ter aanbidding ‘uit te stellen’ – zoals dat heet – is dat hier, in tegenwoordigheid van het Kind zelf, niet zo nodig.
Hoe moet dat aflopen?
Dat Kind – beeld van de Almachtige God! – heeft zich weerloos overgeleverd aan onze wereld. Hoe moet dat aflopen? Achter de priester langs loopt een weg naar de horizon. Dat lichtschijnsel vlak boven de horizon in de verte: is dat het oorlogsgeweld? Of het aanbreken van een nieuwe morgen …?