Jan Christiaens schreef een fantastische luisterwijzer voor het nog te onbekend gebleven L.I.T.A.N.I.E.S van Nicholas Lens en Nick Cave. “Voor wie er met geloof naar luistert, tekent deze kameropera een paastraject uit.”
‘Een bescheiden kameropera van slapende dromen’, zo typeert de Brusselse componist Nicholas Lens (1957) zijn L.I.T.A.N.I.E.S uit 2020.
Het idee voor L.I.T.A.N.I.E.S ontstond tijdens Lens’ bezoek aan boeddhistische tempels op het Japanse platteland. Die overweldigende ervaring van rust en stilte weekte vele vragen los over wat het betekent mens te zijn, jezelf te worden, een God te aanroepen.
Gaat het om iemand die op zoek is naar God, maar niet vindt?
Voor de tekst van zijn mini-opera klopte Lens aan bij niemand minder dan Nick Cave. Hij zette twaalf litanieën op papier, korte introspecties waarin een ik-figuur in zijn ziel laat kijken. Volgens Lens is deze kameropera niet bestemd voor de scène, maar voor thuis. De scène is namelijk het hart van de luisteraar. Die maakt een innerlijke reis in twaalf etappes, aan de hand van de formule-achtige teksten van Cave en de ongecompliceerd eenvoudige muziek van Lens.
Ik ben al meteen getroffen door de eerste litanie, Litany of Divine Absence. ‘Where are you? Become yourself. So I can see you’, fluistert een jonge vrouwenstem. Wie is hier aan het woord? En tot wie is die prevelende vraag gericht? Gaat het om iemand die op zoek is naar God, maar niet vindt? Het wordt niet duidelijk.
De raadselachtige woorden dwingen me er wel toe zelf in de tekst te kruipen. In het gefluister hoor ik het discrete zoeken van God naar mij. Waar ben je toch, o mens? Wat ben je toch druk, rusteloos, versnipperd over talloze bezigheden. Waarom ben je zo weinig in je hart, in je binnenkant? Daar waar je helemaal één bent, verzoend met jezelf en met Mij. Waarom ben je zo weinig in dat Koninkrijk van God binnenin jou? Wat zoek je koortsachtig buiten wat je alleen vanbinnen kunt vinden? De woorden van Psalm 53 beginnen in mij als contrapunt te klinken bij deze litanie: ‘God ziet neer vanuit de hemel, Hij speurt de mensen af of er ergens een wijze is, iemand die zoekt naar God.’(Ps. 53,3)
Halverwege blijf ik opnieuw hangen, bij de Litany of Fragmentation. De aangehouden toon van de altfluit roept een troosteloos vergezicht op. De smachtende melodielijnen van de saxofoon hangen als nevels in het landschap. Een innerlijk landschap, weliswaar. ‘If you’re there, collect me. I’m here and all about.’
Een bezwerende vioolriedel op de woorden ‘here and all about’ maakt de versnippering hoorbaar. De melodie maakt bokkensprongen en gaat alle kanten uit. Zo ben ik: hier en overal en nergens. Uiteengerafeld in talloze sferen waar telkens een stukje van mezelf is. Gods vraag aan mij galmt nog na in mijn oren: ‘Where are you?’ (litany nr. 1) Ik kan alleen maar met een bede antwoorden. God, als je er bent, verzamel mij dan. Maak mij één. Trek mij naar binnen. Help mij om daar, in de storm van mijn innerlijke bewegingen, gaandeweg die rustige dieptestroom te vinden, waar het ‘volmaakt stil’ is (mc 4,39). If you’re there, collect me. ‘Verzamel mijn hart’, bidt de dichter van Psalm 86 (in de vertaling van de Bible de Jérusalem: Rassemble mon coeur, Ps. 86,11).
In Litany of Godly Love. de tiende litanie, komt God zelf aan het woord. ‘I’m a single word and no word at all. I’m within you and I’m outside you. I’m full of language but do not speak.’ Soms denk je iets te kunnen zeggen over God, maar in dezelfde adem moet je het meteen weer ontkennen. Want net wanneer je denkt God te kunnen vatten, is Hij al weer ontsnapt aan je verstand, wist Augustinus al.
Is het daarom dat Nick Cave hier stelselmatig met twee woorden spreekt? Op het eerste zicht lijken ze elkaar op te heffen en de hele litanie onzinnig te maken. Maar is dat wel zo? Opent deze tegenspraak niet eerder een spanningsveld waarin God juist wél ter sprake kan komen? ‘I am holding you and I need you’, staat iets verderop in de tekst. Nog zo een spanningsveld. God draagt mij, maar Hij heeft mij ook nodig. Ik ben gezocht. Dit te weten draagt mij.
De laatste litanie, Litany of Divine Presence, is al even raadselachtig als de eerste. ‘I see you. You are emerging.’ Opnieuw is het niet duidelijk wie hier aan het woord is. Is het de ik-persoon die op zoek was naar God? Of is het God, speurend naar een sterveling in wie Hij mag wonen, die Hij mag verzamelen en herscheppen tot eenheid? Ja, mens, Ik zie je al. Je komt stilaan tevoorschijn. Welaan dan, ‘laat mij je gezicht zien, laat mij je stem horen. Want je stem is zo mooi, je gezicht zo lieftallig.’ (Hooglied 2,14)
Voor wie er met geloof naar luistert, tekent L.I.T.A.N.I.E.S een paastraject uit, een doortocht van afwezigheid (nr. 1, Litany of Divine Absence) naar aanwezigheid (nr. 12, Litany of Divine Presence), van versnippering (nr. 6, Litany of Fragmentation) naar eenwording (nr. 8, Litany of Gathering Up), van God hoognodig willen zien naar (graag) gezien worden (nr. 10, Litany of Godly Love). Kortom, een kameropera over het waagstuk van mens-zijn, van zich met God inlaten, van worden wie je bent: een geliefd kind.