In zijn late leven kreeg Rembrandt het nodige te verwerken: een faillissement, het overlijden van dierbaren. Dat is voelbaar in zijn werk, zo laat de nieuwe Rembrandt-tentoonstelling in het Rijksmuseum zien.
Op de lagere school was ik al een vurige fan van Rembrandt. Alles wat ik van hem te pakken kon krijgen, spaarde ik: ansichtkaarten, boeken, krantenknipsels. Het hoogtepunt van die hobby was een bezoek aan het Rijksmuseum, samen met mijn vader, in de zomer van 1956, waar een grote tentoonstelling was ingericht ter herdenking van de 350e geboortedag van de schilder. Er werden toen 101 schilderijen geëxposeerd, naast vele etsen en tekeningen.
Rembrandt, ‘Badende vrouw’, 1655.
Nu is er weer een grote tentoonstelling rond zijn werk te zien in het Rijksmuseum, Late Rembrandt, met 100 topstukken uit 35 collecties. Ze zijn rond tien thema’s gegroepeerd, zoals zelfportretten, “naer ’t leven”, conventies, wedijver en experimentele techniek. Het hadden naar mijn smaak ook andere thema’s kunnen zijn. Maar het geheel is overdonderend, waarbij het vele rood en bruin in de schilderijen prachtig ondersteund wordt door de leigrijze muren.
In de laatste twintig jaar van zijn leven vervaardigde Rembrandt zijn meest karakteristieke en gewaagde kunstwerken, concluderen de samenstellers van de catalogus (harde kaft € 40,-, zachte kaft € 25,-). Op technisch gebied lijkt Rembrandt op zijn latere landgenoot Vincent van Gogh door de manier waarop hij de verf haast boetseert, en in dikke stroken op het canvas een plek geeft.
Rembrandt, ‘Drie kruizen’, 1653.
Meer dan in zijn vroegere werk laat Rembrandt zijn emoties de vrije loop, met name in zijn zelfportretten en religieuze werken. Hij heeft het nodige te verwerken gekregen door het overlijden van nabije dierbaren, door het faillissement van zijn bedrijf, en door het feit dat een deel van zijn klantenkring begon uit te zien naar ‘modernere’ en gladdere kunstenaars. Meer dan vroeger ook bleef hij zijn etsen telkens weer herzien, zoals zijn duistere De drie kruisen uit 1653, en zijn ontroerende Ecce Homo uit 1655, waarvan liefst acht staten bekend zijn.
Net als in 1956 werd ik nu het meest geraakt door zijn Zelfportret als de apostel Paulus uit 1661, geschilderd acht jaar vóór zijn dood. Toen was het nog in het bezit van een Nederlands echtpaar in Zwitserland, maar dat schonk het met diverse andere werken aan het Rijksmuseum. Met vermoeide en trieste ogen kijkt Rembrandt de toeschouwer aan. Hij trekt zijn wenkbrauwen hoog op, vol verbazing over de situatie waarin hij terechtgekomen is.
Rembrandt, ‘Zelfportret als de apostel Paulus’, 1661.
Vanonder zijn blonde tulband vraagt hij de kijker om solidariteit. Zijn ogen lokken, zijn mond heeft eigenlijk niets te melden. Dit zelfportret past in de reeks van apostelportretten die rond de jaren zestig ontstonden: oudere meditatieve mannen, met het martelwerktuig van hun naderende dood in de hand. Er speelt nergens een glimlach om de mond, wel valt er in hun ogen berusting te bespeuren: “Het is goed zo.”
Het zien van de schilderijen, etsen en tekeningen van Rembrandt vraagt om ruimte, tijd en verstilling, zoals zijn laatste, onvoltooide werk De presentatie in de tempel op unieke wijze onderstreept. Daarvan had de toerist met haar tablet, die op de tentoonstelling mij nu en dan voor de voeten liep, in elk geval niets begrepen.
De tentoonstelling ‘Late Rembrandt’ is te zien van 12 februari 2015 t/m 17 mei 2015 in het Rijksmuseum Amsterdam. Meer informatie: website Rijksmuseum.
Paul Begheyn SJ is archivaris van de Nederlandse jezuïeten en directeur van het Nederlands Instituut voor Jezuïeten Studies. In zijn onderzoek en publicaties wil hij bruggen slaan tussen cultuur en religie.