Zolang types als Harvey Weinstein de rollen verdelen, is het podium onder acteurs en actrices uiterst wankel. Want voor goed acteerwerk heb je allereerst een goede rol nodig – en dat brengt de verleiding mee een offer te brengen.
Een oom van mij speelde jarenlang in een toneelgezelschap van amateurs de rol van ‘jeune premier’. Een fascinerende hobby was dat, ondanks de opstoten van afgunst achter de coulissen en dankzij de bijval van de toeschouwers in de zaal. Die vonden het nu eenmaal geweldig als zij hem en andere kennissen op de planken herkenden in vreemde vermommingen. Wat later volgde was te verwachten. Van de volgende generatie hebben sommigen de sprong naar het professionele acteren gewaagd. Dat begon toen een nichtje in de woonkamer met enig brio een kindergedichtje voordroeg: “De grote hond en de kleine kat zaten samen op de kamermat…”. Het applaus van de familieleden bevestigde dat zij talent had. Ze is later professionele actrice geworden. Maar toen heeft zij ontdekt dat haar roeping tot de podiumkunst onprettige kanten had.
Die onprettige kanten hebben haar niet tegengehouden. Acteren was voor haar, zoals voor vele andere jongeren, een roeping die een sterke motivering, zelfs een zeker idealisme inhield. Het vereist een sterk geheugen om lange monologen uit het hoofd te leren en stalen zenuwen om het podium op te gaan. Goede acteurs moeten bovendien, dat bemerk je pas later, een indrukwekkende beheersing ontwikkelen van hun stem, van hun gezichtsuitdrukking, van hun gebarentaal. En vooral moeten zij een geloofwaardig, een bezield personage kunnen scheppen. Dat alles opdat de toeschouwer met hen zou kunnen meeleven, daar op de planken of op het scherm. Nee, acteren kan een grote kunst zijn. Helaas, er is een keerzijde en het #MeToo-schandaal heeft ons daaraan herinnerd.
Erger nog: die rollen worden al te dikwijls uitgedeeld door culturele machthebbers
Een acteur is op één punt heel kwetsbaar: hij of zij heeft een goede rol nodig om een goede acteur te kunnen zijn. Ik neem aan dat vele aspirant-acteurs er op de toneelschool van droomden ooit Hamlet of Faust te mogen vertolken, om zich ten dienste te mogen stellen van Shakespeare en Goethe. Maar dat wordt aan weinigen gegund.
De meesten moeten vrede nemen met een bijrol in producties voor toneel, film of tv die zij zelf minderwaardig vinden. Ondertussen wachtend op het telefoontje dat hun de grote rol van de grote doorbraak zal aanbieden. Dat telefoontje komt er waarschijnlijk nooit, want het aantal gegadigden is veel groter dan het aantal goede rollen. Erger nog: die rollen worden al te dikwijls uitgedeeld door culturele machthebbers die willekeurig de begunstigden kunnen kiezen. Harvey Weinstein was lang niet de enige.
Dat verklaart waarom de wereld van de entertainment business zo veel verziekte producten kan afleveren. De oorzaak is niet te vinden bij een machtige man die toevallig ook een boosaardige man is. Nee, de oorzaak is van ‘structurele aard’. Ze is te vinden in het machtsonevenwicht in deze zo belangrijke sector van onze cultuurproductie. De geldschieter, de cultuurmagnaat staat sterk terwijl de acteurs, die in principe zouden moeten waken over de kwaliteit van de cultuurproductie, over het algemeen zwak staan.
Niet alle aspirant-acteurs/actrices zijn een voorbeeld van heldhaftige deugd. Ze komen al te gauw in de verleiding om grote offers te brengen voor hun loopbaan. De magnaten van de amusementsindustrie kunnen hen daartoe dwingen. Zij kunnen één actrice naar boven halen (actrices hebben kennelijk meer reden tot klagen dan acteurs) en vele anderen in een vergeetput dumpen.
Een machtsrelatie die haast onvermijdelijk moet leiden tot machtsmisbruik
Waar één aanbieder naar willekeur zijn gunsten mag uitdelen aan één van de vele vragers naar die gunsten ontstaat een machtsrelatie die haast onvermijdelijk moet leiden tot machtsmisbruik. Acteurs en actrices moeten bereid zijn om op te treden in minderwaardige producties, als ze überhaupt nog willen optreden. Enkel de reeds gearriveerde beroemdheden kunnen daar hun eigen eisen tegenover stellen, dankzij de gunst van het publiek. Maar was het niet de heel beroemde Anthony Hopkins die, naar eigen zeggen, in zijn rijk gevulde carrière slechts in drie films met genoegen was opgetreden?
In ons eigen land is de toestand de laatste jaren niet verbeterd. Vaste toneelgezelschappen met vaste betrekkingen zijn zeldzaam geworden. Onze acteurs en actrices zijn freelancers geworden die meer vrijheid hebben om ergens een behoorlijke rol te zoeken en die meer kans lopen om er geen te vinden. Ook bij ons is het podium van onze podiumkunstenaars wankel geworden, meer nog dan vroeger. Geen wonder dat vele mensen niet meer naar toneelvoorstellingen durven gaan.