Zijn Moederdag en de Maria-maand sentimentele onzin? Mijmerend over een oude foto verandert Paul Begheyn langzaam van gedachten…
Ik heb niets met Moederdag en nog minder met de Maria-devotie van de meimaand. Ik heb van jongs af aan wel de folklore van nabij meegemaakt rond beide fenomenen. Op de kleuterschool maakten we knip- en plakwerk onder leiding van zuster Clara, dat we trots mee naar huis namen om aan onze blij verraste moeder aan te bieden. Later kochten we bij V&D een lekker ruikend stuk zeep met hetzelfde doel. Zeker, we gunden het haar oprecht. Maar het was allemaal nogal kunstmatig.
Waarom had ik een hemelse moeder nodig, terwijl ik genoot van mijn lieve aardse moeder?
De meimaand was zo mogelijk nog problematischer. Instinctmatig voelde ik hoe de Mariale devotie een kloof sloeg tussen christenen onderling. En met enige tegenzin zong ik de mierzoete Marialiedjes tijdens het lof. Waarom had ik een hemelse moeder nodig, terwijl ik genoot van mijn hooggeschatte en lieve aardse moeder?
Onlangs vond ik in een stapel ongesorteerde paperassen ineens een klein spikkelig zwart-witfotootje. Het was op de dag na mijn geboorte gemaakt door mijn peetoom. Mijn moeder lag met een trotse glimlach om haar mond met mij in haar armen in een ziekenhuisbed in het Amsterdamse Onze Lieve Vrouwe Gasthuis. Het was december 1944. Hongerwinter.
Later heb ik meer dan eens met haar gepraat over die periode. “Hoe hield je het vol? Was je niet bang?” “Nee, ik concentreerde me op ons gezin met twee kleine kinderen. De rest bestond eigenlijk niet.” En nu ik het kiekje bekijk zie en ervaar ik geborgenheid, de boze wereld lijkt er niet te zijn. “Ik voelde me ook beschut onder de vleugels van God”, zei ze bij een andere gelegenheid. “Dat gaf een onverwoestbare zekerheid.”
Zoals zij als moeder aan negen kinderen het leven gaf en voor hen zorgde, zo zorgen wij als kinderen nu voor haar op haar oude dag. Nu zij blind geworden is, zijn wij haar ogen. Nu zij niet meer lopen kan, rijden wij haar rond.
En zoals vroeger vertellen we elkaar ook nu verhalen, waarin lach en traan elkaar afwisselen. Met haar nog uitstekende geheugen kan zij nog diep uit het verleden herinneringen ophalen, waarin wij onwetend geworteld waren.
Voortmijmerend op deze feiten en gevoelens kwam bij mij het beeld boven van de middeleeuwse Schutzmantelmadonna, die onder haar mantel alle rangen en standen verzamelt en beschut. Al vanaf de dertiende eeuw komt zij in de beeldende kunst van het westen voor. In de Russich-Orthodoxe kerk al een eeuw eerder, waar deze mantel de aparte naam ‘Pokrov’ heeft. Een adembenemende Schutzmantelmadonna van de Spaanse schilder Francisco de Zurbaran (1598-1664) zag ik vele jaren geleden in het Museum voor Schone Kunsten in Sevilla. Zij neemt de monniken van het kartuizerklooster ter plaatse onder haar hoede.
Ik denk dat het niet voor niets is dat mijn moeder nu, ruim 94 jaar oud, zo graag psalm 139 bidt: “Gij zijt vóór mij en Gij zijt achter mij, Gij hebt uw hand op mij gelegd.”
Paul Begheyn SJ is archivaris van de Nederlandse jezuïeten en directeur van het Nederlands Instituut voor Jezuïeten Studies. In zijn onderzoek en publicaties wil hij bruggen slaan tussen cultuur en religie.