In zijn levendige correspondentie laat Jan Toorop zich in zijn ziel kijken, en onthult hij de bronnen van zijn kunstenaarschap.
De op Java geboren kunstenaar Jan Toorop (1858-1928) was de beroemdste Nederlandse portrettist van zijn tijd, en buitengewoon populair in katholieke kringen, zeker sinds hij zich in 1905 had laten dopen in de Amsterdamse Vondelkerk.
Toorops brieven geven een goed beeld van de religieuze inspiratie van de kunstenaar
Maar na zijn dood ontstond er een oorverdovende stilte rond de kunstenaar en zijn veelzijdige werk. Was het omdat zijn werk te veel gereproduceerd was, en in menig opzicht te katholiek? Of diende zich een nieuwe stijl aan, waarin voor Toorop geen plaats meer was? Tegenwoordig staat hij echter weer volop in de belangstelling en worden er hoge prijzen gevraagd voor zijn werk op de belangrijke antiekbeurzen.
Jan Toorop had een groot talent voor vriendschap, die hij in stand wist te houden via zijn zeer uitgebreide correspondentie. In die brieven en briefkaarten laat hij in zijn ziel kijken, en onthult hij de bronnen van zijn kunstenaarschap, dat zeker tegen het eind van zijn leven sterk verstrengeld raakte met zijn vroomheid. Zo schreef hij, in zijn vaak rammelend Nederlands, begin 1916 vanuit Nijmegen aan een vriend:
Ach ik heb nog zooveel onderhanden om O.L. Heer te verheerlijken, maar daartusschen in loopen een massa menschen die zich laten portretteren, waaronder zoo dikwijls moeilijk is een mooie psychischen expressie te geven ja… vaak omdat zij die niet hebben en toch er zoo uit willen zien.
Jan Toorop, Het gebed (zelfportret, 1927)
In 1925 worstelde hij met een getekend portret van Petrus Canisius, die in dat jaar werd heilig verklaard:
Ik vond de kop [van Canisius, in een bepaalde publicatie] echter een beetje… ja, niet naar mijn zin, en de overige kleine reproduktien in dat boeken waren of te zoet, te veel fantasie of mismaakt en niet genoeg scherp, waar en echt, zooals ik droomde Canisius moet geweest zijn. […] Ik begin Canisius nu een beetje meer te kennen. De tegenwoordig levende zielen heb ik getracht spannend & zuiver, psijchologisch naar het leven (de natuurvorm) te maken. Canisius moest ik juist andersom bewerken. Het is een prachtige studie, dit te doen. Moge O.L. Heer mij meer tijd geven.
Een jaar later spreekt hij vol waardering over het gedicht The hound of heaven van Francis Thompson:
Dan denk ik altijd, hoe O.L. Heer mij steeds achtervolgt, en als het er op aan komt, dan ben ik te zwak en loop weg. En als ik even weg ben, oh dan verlang ik weer naar Hem, tot Zijn wil geheel en al geschiede in mij. Hij laat mij nog zoo heerlijk arbeiden.
Inspiratie voor een tekening vond hij ook in een evangelielezing over de wonderbare visvangst, die hij hoorde in de kerk van Domburg:
Mijn gedachte motief is ontstaan uit het evangelie, aangesloten bij een vorig motief: ‘die geweldige storm’ en zware golven van twee weken geleden, die wij hier gehad hebben. Het rijthme van de lijnen in dit golfbeweeg en het wonderlijke orkest van geluiden. Daar doorheen Simon’s figuur, Johannes en Jacobus in de schuit, de overvolle netten ophalend. In het midden van de teekening draagt de Heilige Maagd het Kindeke Jezus. Aan haar voet zit de Schoonheid, die haar borst geeft aan een naar hoogere Schoonheid smachtende visscher. Ik zeg u maar heel, heel onduidelijk & broddelig het werk dat groeien moet en waaraan ik bezig ben.
Vele honderden brieven van Jan Toorop zijn bewaard gebleven, waaronder zijn correspondentie met jezuïeten waaraan bovenstaande citaten zijn ontleend. Ze geven een goed beeld van de religieuze inspiratie en spiritualiteit van de kunstenaar.
Paul Begheyn SJ is archivaris van de Nederlandse jezuïeten en directeur van het Nederlands Instituut voor Jezuïeten Studies. In zijn onderzoek en publicaties wil hij bruggen slaan tussen cultuur en religie.