Door de eeuwen heen hebben kunstenaars de kruisdood en verrijzenis van Christus steeds weer anders verbeeld. Toch: Passie en Pasen laten elkaar niet los.
In het lange passieverhaal zoals dit in de vier evangelies wordt verteld, is de vermelding van de kruisiging zelf uiterst summier. Zo schrijft Matteüs in een bijzin: “Nadat ze hem gekruisigd hadden…” (Matteüs 27:35). Iedereen wist wat de kruisiging betekende. Cicero geeft aan hoe afschuwelijk en schandelijk de kruisiging was:
Alleen al het woord kruis zij verre van ons, niet alleen van het lichaam van Romeinse burgers, maar ook uit hun gedachten, ogen en oren.
Gedurende de eerste eeuwen beeldden de christenen het kruis alleen maar indirect af en wel als een symbool van overwinning, zoals te zien is op een sarcofaag uit het midden van de vierde eeuw (afbeelding hiernaast). We zien een kruis, bekroond met de eerste letters van de naam Christus, een herinnering aan het veldteken dat keizer Constantijn gebruikte in de slag bij de Milvische brug, waarin hij de overwinning behaalde op zijn vijand.
Het sterke van de vroegchristelijke weergave van het kruis is dat dood en opstanding in één beeld zijn samengevat. Dat Jezus’ dood geen einde verhaal is wordt door Johannes (3:14) als volgt aangeduid:
De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhooggeheven heeft, opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft.
Het woord ‘verheffing’ is dubbelzinnig: het verwijst naar de kruisdood en tevens naar Jezus’ verheerlijking of opstanding.
Wanneer later de gekruisigde zelf wordt afgebeeld, zien we vooralsnog geen lijdende of dode mens, maar een gekroonde figuur met open ogen en horizontaal gestrekte armen. Later in de middeleeuwen vindt een kentering plaats. Het crucifix wordt een beeld dat het hart ontroert. We zien alleen een hevig lijdende mens.
Enkele kunstenaars poogden de uitzichtloosheid van het lijden te doorbreken
Wanneer in de moderne en eigentijdse kunst de gekruisigde Christus wordt weergegeven, vindt vaak uitdrukkelijk een identificatie plaats tussen de gekruisigde Christus en eigentijdse slachtoffers van oorlog of onderdrukking. Voor Francis Bacon (1909-1992) was de kruisiging het ultieme symbool van menselijk lijden en van de zinloosheid van het leven. De vele kruisigingen van Antonio Saura (1930-1998) geven niet de historische Jezus weer, maar verwijzen naar ontmenselijkend lijden in het algemeen.
Door enkele kunstenaars, ieder op zijn eigen manier, werden pogingen ondernomen om de uitzichtloosheid van het lijden te doorbreken en werden kruis en opstanding verenigd. Dit gebeurde op totaal andere wijze dan in de vroegchristelijke en vroegmiddeleeuwse kunst. Hier volgen enige voorbeelden.
In 1951 schilderde Salvador Dalí zijn Christus van de Heilige Johannes van het Kruis. De schilder was geïnspireerd door een tekening van deze Spaanse mysticus, die een van boven geziene Christus aan het kruis weergeeft. Dalí schildert geen bloed, geen spijkers, geen doornenkroon. Christus wordt vanuit het standpunt van God in de hemel gezien. De kunstenaar schreef zelf naar aanleiding van zijn schilderij:
Mijn esthetische ambitie was totaal tegengesteld aan alle Christusvoorstellingen van de meeste moderne schilders, die Christus interpreteren op een expressionistische verwringende manier, zodat ze emotie opwekken met behulp van lelijkheid. Het was mijn bedoeling dat mijn Christus zo mooi zou zijn als zijn goddelijkheid.
De priester-schilder Herbert Falken heeft in 1969 een lachende Christus aan het kruis weergegeven als een verwijzing naar de absurditeit van het lijden. In hetzelfde jaar dateert zijn Unvollendetes Doppelkreuz. In de benedenhelft zien we tegen een zwarte achtergrond de rode tors en bovenarmen van de gekruisigde afgebeeld.
Het lijden is een duidelijk gegeven. In de bovenhelft zijn in zwart een gezicht en horizontaal uitgestrekte armen uitgespaard, zodat het wit van het doek zichtbaar is. De opengelaten ruimte kan worden geïnterpreteerd als een leegte die niet door de mens, maar alleen door God kan worden ingevuld. Een witte silhouet als teken van hoop.
De Duitse beeldhouwer Tilmann Krumrey laat zich inspireren door het menselijk lichaam zoals dit herkenbaar is weergegeven door Michelangelo en Rodin. Hij wenst geen persoonlijke symbooltaal te gebruiken die niemand verstaat. Evenmin wil hij een traditionele beeldtaal gebruiken die zijn kracht verloren heeft. Hij tracht mythologische en Bijbelse figuren op een geheel eigen wijze tot nieuw leven te wekken.
Zijn beeld Gekreuzigt (1990) is een corpus zonder kruis. De mens draagt het kruis in zichzelf. Doordat de beide voeten door één spijker worden doorboord, ontstaat een smartelijke draaiing van het lichaam. Maar deze draaiende beweging is tevens een dans. Dood en leven gaan samen.
De Amerikaanse fotograaf Kevin Rolly maakt combinaties van foto en olieverf, die hij oilgraphings noemt. In 2003 maakte hij in deze techniek een kruisweg van vijftien staties. De laatste statie draagt als titel Triumph (The Resurrection).
Maar de opstanding is al eerder aangeduid, en wel in de twaalfde statie, die als titel draagt: Forsaken (The Crucifixion). Het bovenlichaam van de gekruisigde buigt naar achteren, naar het licht dat boven hem schijnt, zijn handen zijn geopend naar boven.
Na deze vier kruisigingvoorstellingen, waarin passie en Pasen verenigd zijn, volgen nu twee paasvoorstellingen waarin de passie nog aanwezig is. De Poolse beeldhouwer Igor Mitoraj laat het kruis in de gestalte van de verrezene zien. In 2006 heeft hij twee bronzen deuren gemaakt voor de Santa Maria degli Angeli te Rome.
Op de linker deur is de verrezen Christus weergegeven. Zijn gestalte bestaat uit fragmenten: hoofd, schouders, romp, bovenbenen. De figuur wordt bovendien in vieren gedeeld door twee insnijdingen die een kruis vormen. Het gefragmenteerde lichaam is van een klassieke schoonheid, vergelijkbaar met klassieke beelden die, ondanks het feit dat ze gehavend zijn, toch perfectie uitstralen. Het baardloze gelaat is van een apollinische schoonheid.
De Oostenrijkse kunstenaar Alfred Hrdlicka (1928-2009) werkte in een figuratief-expressieve stijl. Zijn Plötzenseer Totentanz is een serie tekeningen in een herdenkingsruimte bij het gevangenisgebouw Plötzensee in Berlijn-Charlottenburg, waar tussen 1933 en 1945 bijna drieduizend politieke tegenstanders van het nazibewind gevangen hebben gezeten en zijn geëxecuteerd. In de gedachteniskapel wordt op drie panelen de kruisiging weergegeven. Deze geschiedt in een binnenruimte, waar de ramen en de balk met haken verwijzen naar de bestaande gevangenis.
Op drie andere panelen (1972), getiteld Emmaus – Abendmahl – Ostern, zien we vijf gevangen zitten aan weerszijden van een man die brood voor hen breekt. Links wordt een andere gevangene door een bewaker weggevoerd. Ook op deze panelen komen de ramen en de haken boven in de ruimte overeen met de werkelijke situatie in de gevangenis. De ramen geven uitzicht op het daglicht van de vrijheid. Maar dit licht verlicht de ruimte niet. Er is nog een ander licht. Hiermee wordt de broodbrekende man doorlicht. Dit licht straalt op de andere gevangenen.
Passie en Pasen als twee polen van één gebeuren. Zo heeft de evangelist Johannes de kruisiging gezien. De beeldende kunst heeft aan deze idee vorm gegeven, vanaf de oudheid tot in de nieuwste tijd, steeds anders.