Huub Oosterhuis (1933-2023) schreef naast talloze kerkliederen ook poëzie. Eind 2020 werd een selectie daarvan gebundeld in Handgeschreven. Begin 2021 droeg hij enkele van die gedichten voor en lichtte ze toe in onze podcast.
Geen podcast missen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief. Of abonneer je op de podcast op iTunes, Soundcloud of Spotify.
“In 1948, ik was vijftien en had net een zwaar ongeluk achter de rug. Op een ochtend deed ik de gordijnen open en zag dat het gesneeuwd had. Daar schreef ik een gedichtje over en toen het klaar was dacht ik: dit is een echt gedicht. Het was geen versje meer. Het ging over mijzelf. Ik had de vrijheid genomen om niet te leuteren over sneeuw op straat, maar om van de realiteit naar een reflectie te gaan die waar is zonder letterlijk waar te zijn. Iets uitdrukken wat waar is, wat waar moet blijven, dat zijn elementen voor poëzie.”
Luister hier naar ‘Winters gebed’
“Ieder gedicht is geloof, maar ook verwachting, hoop en vragen die niet beantwoord kunnen worden. Je registreert soms dingen die je niet begrijpt, dat ze gebeurd zijn bijvoorbeeld.”
“In het gedicht ’20 juni 1943’ beschrijf ik een zondag in de Tweede wereldoorlog. Amsterdam wordt ontjoodst. Wij woonden in de Rivierenbuurt, waar veel Joden woonden. Pas een jaar of tien geleden lukte het mij om over die bepalende gebeurtenis te dichten. Voor mij begon daar alles. Dit is het verhaal, dit gaat nooit over en dit blijft mij leven lang doorwerken.”
Luister hier naar ’20 juni 1943′
“Die zin: ‘Ik dacht even / dat een gele ster mij riep: / wat doe jij verder / met je leven’. Het waren jongens en meisjes van mijn leeftijd die werden weggehaald en nooit meer teruggekomen zijn. En die gele sterren roepen nog.”
“Dit, de poëzie, en nog een paar dingen. Zoals het kwam. Helemaal kun je die vraag nooit beantwoorden, maar ik had altijd het gevoel dat ik iets terug moest doen. Daarom ben ik ook jezuïet geworden. Ik dacht dat ik bij een club mensen zou horen die daar gezamenlijk antwoord op probeerden te geven. Die mensen waren er ook. Je had steun aan elkaar. En ik ben niet uit de orde getreden, ik ben eruit weggestuurd. Dat is een verschil.”
Mij gaat het om de God van dat boek, van dat visioen.
Het volgende gedicht dat Huub Oosterhuis in de podcast voorleest heeft als titel ‘Ben van religie niet’. Hij wil het voordragen “omdat ik vind dat zoveel mogelijk mensen dit gedicht moeten overwegen. Religie is een gevaarlijk woord. Het kan van alles betekenen. Ik wilde een keer uitdrukken wat het voor mij is: niks namelijk. Behalve dan: ‘Gelijke rechten op geluk / de zachte krachten van de solidariteit / genadebrood voor ieder mens / uittocht uit alle wrede slimme / martelende slavernijsystemen / ooit en steeds opnieuw bedacht’.”
Luister hier naar ‘Ben van religie niet’
“Omdat het woord ‘god’ ook maar een schuilnaam is, een pseudoniem voor degene die in de Bijbel de Eeuwige wordt genoemd. Over die God gaat het, want er zijn een heleboel goden, het stikt van de goden. Als je god met een hoofdletter schrijft, wordt hij een van velen. Mij gaat het om de God van dat boek, van dat visioen. Adonai is de uitspraak van de joodse vier letters waarmee die naam wordt aangeduid en die bij benadering betekent: ik zal er zijn, ik ben.”
“Dan zal God alles zijn in allen.” Dat vind ik een soort laatste woord.
Bijna het einde van de bundel Handgeschreven is het gedicht ‘Honderdtwintig’ opgenomen, een recent gedicht. Het is geïnspireerd op Mozes die uitziet op het beloofde land waar hij niet in mag.
Luister hier naar ‘Honderdtwintig’
“Ik denk aan de mensen die ik ontvangen hebt, dat ik met ze mocht leven, hun liefde mocht ervaren, de kinderen die we hebben, en daar omheen de mensen die mij inspireerden, die even langskwamen en onvergetelijke werden.”
“Er zijn in de Bijbelse traditie een paar woorden die ik niet begrijp maar die ik ook niet kan loslaten. Paulus schrijft: “Nog is de dood niet overmocht, maar als de dood zal overwonnen zijn dan zal de Zoon neerknielen voor zijn Vader en zeggen: nu is het volbracht.” En er staat: “Dan zal God alles zijn in allen.” Dat vind ik een soort laatste woord. Ik kan het me niet voorstellen, soms even. Die God.”
“In een oude vertaling las ik die psalm voor aan prins Claus, toen hij stervende was. “Heer onze Heer, hoe machtig is uw naam allerwegen op aarde.” En toen de psalm uit was zei hij: “Het blijft toch altijd wie”. Dat is toen in mij vrije berijming terechtgekomen.”
Luister hier naar ‘Psalm 8 – vrij’
Foto: Roel Wijnants Fotografie.