Acht auteurs staan deze zomer stil bij muziek die een gevoelige snaar raakt. Myriam Van den Eynde over de betekenis van het (samen) zingen van Huub Oosterhuis met het lied Vroeg in de morgen.
Op paasdag 2023 stierf de Nederlandse dichter Huub Oosterhuis. Uit dankbaarheid trek ik voor hem graag een bescheiden monument op. In een zomerserie over muziek zal ik uiteraard vooral inzoomen op het deel van zijn oeuvre dat lied geworden is.
Vele van die liederen vergezellen me al ongeveer mijn hele leven. Sommige zong ik zonder het echt te beseffen mee in onze parochiekerk: Zolang er mensen zijn op aarde, Zomaar een dak, Zo vriendelijk en veilig als het licht. Echt belangrijk werd Oosterhuis rond mijn twintigste. In de klassieke liturgie vond ik toen niet de voeding waarnaar ik erg verlangde en die ik – wanhopig soms – wel bleef zoeken. Toen hebben de teksten van Oosterhuis redding en uitzicht geboden en bij momenten doen ze dat tot op vandaag. Ze brengen op een mij sterk rakende manier aan het licht dat Gods woord, zoals dat in de Bijbel tot ons komt, over het leven gaat. Over ons leven. Over het mijne.
Oosterhuis breekt Bijbelse beelden open en weet er de existentiële diepte uit op te delven in een taal die deze diepte ervaarbaar maakt. Zijn meerduidige, associatieve hertalingen brengen verrassende inzichten bij de oude, soms overbekende woorden. Tegelijk scheppen ze een ruimte die uitnodigt er met je eigen ervaring in thuis te komen én die je uitdaagt er een persoonlijk antwoord op te geven. Zo doet Oosterhuis de Bijbel op een heel nieuwe manier spreken. En zingen natuurlijk, dankzij het métier van een aantal formidabele ‘toondichters’.
De zingende gemeenschap blijft me ontroeren en bemoedigen
Zingen en vooral samen zingen, is zoveel meer dan de tekst (luidop) lezen. Samen zingend word je meer dan je bent. Samen zingend geloof je meer dan je in je eentje met een vergelijkbare stelligheid zou durven verwoorden. Je mag je laten dragen door de adem van je buren. Je durft dan hoger en riskeert je dieper. Hoe dankbaar ben ik om het week na week te mogen mee maken in De Brug in Lier, waar we nu al meer dan 25 jaar op zondagmorgen liturgie vieren. Het enthousiasme van de cantorij, de muzikanten en de zingende gemeenschap blijft me ontroeren en bemoedigen.
En als ik om het concreet te maken uit die onuitputtelijke schat dan toch één lied moet kiezen, dan ga ik zonder aarzelen voor dit:
Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
nog in ons hart de dichtheid van de nacht.
Jij bent niet die wij dachten. Uit het vuur
riep ons bij naam een stem.
Wij zagen niets. Jij riep: ‘Ik zal er zijn’.
Op licht en schaduw, bomen aan de bron,
op stilte leek die naam.
Een gloed van liefde schroeide ons gezicht.
Om wat wij hoorden (maar wat hoorden wij?)
om wat op vrijheid leek,
omdat het moest en blijven niet meer kon.
Zijn wij gegaan, onstuimig en verward,
om nergens om, om jou –
om liefde over alle grenzen heen.
Een troep die sloft en zwerft, de richting kwijt.
De nagalm van een stem.
De weerklank van wat woorden in ons hart.
Een slingerende stoet naar goed wijd land.
Een eeuwenlang smal pad.
Een ademtocht, de route van het licht.
Het duizendschone schitterende licht,
een file in de nacht,
een spoor van mensen die de nacht verslaan.
Die strompelen tot waar? Tot waar jij bent,
in rusten aan de bron,
in gloed van liefde, vuur dat niet verflauwt.
Vroeg in de morgen, donker was het nog,
zijn wij gegaan, een keer,
met niets dan in ons hart: ‘Ik zal er zijn’.
Tekst: Huub Oosterhuis; muziek: Antoine Oomen
Ook als je niet weet dat Oosterhuis zich inspireerde op Heb.11, 28-29 herken je hier een uittochtlied. Alleen al de aarzelende piano-intro doet vermoeden dat het geen triomfantelijke mars zal worden, maar een bij momenten moeizaam, maar volgehouden vorderen. Het ooit gegeven ja om onduidelijke, niet rationeel te verklaren motieven, is nooit definitief verworven, maar altijd te herdoen. Altijd opnieuw te bevechten. Als de stemmen zwijgen, klinkt de piano nog altijd weifelend, alsof ze nadenkt over elke volgende noot.
Wie wil daar niet bij horen?
Precies om dat zoekende is het lied me zo dierbaar. Om de herkenbaarheid ervan én om de hoop die eruit spreekt. Ondanks en doorheen alle strompelende moeizaamheid blijft de stoet zijn spoor trekken. Al die mensen van nu en ooit die de nacht verslaan. Of dat tenminste proberen. Met niets dan in hun hart Zijn naam: ik zal er zijn. Wie wil daar niet bij horen? Wie wil dit niet meezingen?