“De boom des levens in het midden van de hof” (Genesis 2, vers 9) staat daar waar mensen weer als broeders met elkaar praten. Een recensie van de film “The tree of Life”, een film van Terence Malick.
Het hoofdthema en de plot van de film zijn eenvoudig: in een rijk, ogenschijnlijk christelijk gezin met drie zoons, is de verhouding tussen de ouders koel. De moeder is bezorgd en teder, de vader is even begaafd en ambitieus als gesloten. Beiden houden van hun kinderen. Maar de hoge eisen van de vader dringen de oudste zoon in het isolement, de pesterijen van zijn broertjes, de baldadigheid en tenslotte in de zelfmoord. Hoogtepunt van dit verhaal is de scene tussen de oudste en een jonger broertje. Deze laatste weigert zijn broer op diens verzoek met een stok te slaan, met de woorden: “Wij zijn toch broers!” Daarmee wordt de link gelegd naar het bijbelse Kain en Abelverhaal en vinden ook de talloze vragen uit het boek Job een eerste antwoord.
De vraag: ‘waar staat de boom des levens?’ of ‘waar is God?’ wordt oneindig wijds gesteld, want heel het universum wordt erbij betrokken. Ook zeeën, maagdelijke wouden, stormen en ijsvlakten spreken ervan. Zij vormen de brede, abundante, soms overdadige lijst van een schilderij dat talloze beelden en barokke muziek vervat. Kortom, de film is ook sterk retorisch en eigenlijk heel belerend. Het thema wordt er als in een preek van een ouderwetse dominee ingehamerd. Schitterende opnamen uit de macro- en microwereld omlijsten dus het thema in de eerste helft van de film. Oerdieren, al wat er leeft in het water maar ook heerlijke architectuur overkruisen het kleinmenselijk gedoe, dat zich evenzo openbaart als een strijdperk. Er wordt wat afgevochten en geleden in natuur, menselijke bedrijvigheid en gezinsleven.
Toch overheerst de gang naar omhoog. Opvallend dat er in de film veel bomen beklommen worden, ladders, trappen, hoge golven en bergen!
Waartoe dat alles? Wanneer het helemaal misgaat – per slot van rekening door een minieme wandaad: “Hij vergat bij mijn pianospel de bladen om te draaien.” – blijkt er alleen redding in de verzoening. De wereld is niet maakbaar, grote en kleine mislukking zal er altijd zijn en falen is menselijk: de zaak zal altijd lekken. Spreekt de Bijbel niet van barensweeën, en is dat niet iets heel anders dan maakbaarheid?
Daarmee begint de film: de jongen is begraven, de overlevenden gaan de ogen open, ja heel de mensheid krijgt het geopenbaard. Af en toe komt zij op een of ander strand tot bezinning. “De boom des levens in het midden van de hof” (Genesis 2, vers 9) staat daar waar mensen weer als broeders met elkaar praten.