Acht auteurs staan deze zomer stil bij muziek die een gevoelige snaar raakt. Elias Van Dycks hart gaat sneller kloppen van Tristan und Isolde van Richard Wagner.
Wie over Richard Wagner schrijft waagt zich in een mijnenveld. Geen enkele componist inspireert zo’n haast religieuze verering bij zijn bewonderaars als de meester van Bayreuth. Tegelijk werpen zijn rabiate antisemitisme en de coöptatie van zijn muziek door de nazipropaganda een lange schaduw waarvoor we de ogen niet kunnen sluiten. En dan zijn er nog de opera’s zelf: vier uur durende muziekdrama’s over machtsgeile goden, kapitalistische dwergen en overspelige ridders zijn niet aan iedereen besteed. Ook de muziek geeft niet meteen al haar geheimen prijs: prachtige momenten, maar eindeloze kwartieren, aldus het bon mot van Rossini.
Ook vandaag nog roept het overrompelende en oeverloze van Wagners muziek al snel weerstand op. Vaak beleven we muziek als een esthetisch object dat we van buitenaf contempleren. Dat Wagner vanuit dit oogpunt als overdreven, hysterisch of potsierlijk wordt bestempeld hoeft niet te verbazen. Het excessieve is echter net het punt. In Wagners alomvattende muziektheaterconcept wordt alles in het werk gesteld om de toeschouwer uit het hier en nu te tillen. De geënsceneerde wereld moet reëler aanvoelen dan de materiële werkelijkheid. De muziek – als enige kunstvorm die aan de taal en de ratio ontsnapt en rechtstreeks tot het hart spreekt – heeft voor Wagner het vermogen om de luisteraar binnen te leiden in de belevingswereld van de personages.
Nooit eerder werd het proces van spanning en ontspanning zo extreem doorgedreven
Tristan und Isolde is de locus classicus van deze Wagneriaanse illusie. Vanaf de aftastende eerste noten en het hunkerende sehnen van het zogenaamde Tristan-akkoord, trekt Wagner één enorme spanningsboog, een voortdurend af en aanzwellen dat pas vier uur later berustend wordt neergelegd. Nooit eerder werd het proces van spanning en ontspanning, een fundamentele bouwsteen van de klassieke muziek, zo extreem doorgedreven.
Exact halverwege deze koortsdroom ontspint zich een kolossaal liefdesduet, een breed uitgesponnen meditatie over onmogelijke verlangens: naar een verboden liefde, een eindeloze nacht, een vlucht uit het hier en nu. Wanneer de overspelige geliefden hun doodsverlangen uitzingen (“So starben wir um ungetrennt”) ontvouwt zich een eindeloze melodie die langzaam maar zeker aanzwelt. De spanning uit het Vorspiel lijkt eindelijk tot een hoogtepunt te komen. Zangers en orkest stuwen elkaar naar een verzengende intensiteit. Op het moment waarop de opperste extase eindelijk binnen handbereik lijkt spat de droom uiteen: een verpletterende dissonant doet het gehate licht binnenstromen.
Na een gitzwarte depressie bezwijkt Tristan in het derde bedrijf aan een bovenmenselijk delirium. “Tod den alles”, zingt de bedrogen koning Marke wanneer hij de ravage overschouwt. In deze totale ontreddering heft Isolde haar slotmonoloog aan, een visioen waarin ze zich door haar liefde voor Tristan één voelt worden met de alomvattende golven van de wereld-adem.
Hoewel Wagner deze passage zelf omschreef als Isoldes “transfiguratie” (“Verklärung”), ging ze de geschiedenis in als “Isoldes Liebestod”. Van bij het eerste, fluisterzachte strijkerstremolo herken je de muziek van het grote liefdesduet. Onstuitbaar zwellen steeds grotere golven aan. De sopraan lijkt wel te zeilen op een oceaan van klank. Het moment waarop de geaccumuleerde spanning eindelijk haar langverwachte, bevrijdende hoogtepunt bereikt valt moeilijk met woorden te beschrijven: een overweldigende muzikale ervaring die de taal ver voorbijgaat. Langzaam lijkt de rust neer te dalen, tot het zuchtende Tristan-akkoord nog een laatste keer terugkeert om nu, eindelijk, wel zijn steeds uitgestelde oplossing te vinden. De cirkel is rond.
Een overweldigende muzikale ervaring die de taal ver voorbijgaat
De Tristan-opname van Carlos Kleiber is uniek door zijn keuze voor de lyrische sopraan Margaret Price in de titelrol. Haar heldere timbre verleent Isolde een jeugdigheid die vaak verloren gaat bij de gepantserde vocaliteit van de meeste Wagner-sopranen. Kleibers geniale directie doet de rest.
De “Liebesnacht” in de sobere enscenering van Heiner Müller (Bayreuth, 1995). Siegfried Jerusalem en Waltraud Meier in de titelrollen, Daniel Barenboim dirigeert (zie de YouTube boven het artikel).