Deze klassieker van Albert Camus mag ten tijden van een pandemie niet ontbreken in onze zomerserie. Dries van den Akker herlas hem. “De pest heeft mij geholpen de Bijbel beter te verstaan.”
In de jaren veertig van de vorige eeuw breekt de pest uit in de stad in Oran, in die tijd nog een sterk Frans georiënteerde Noord-Afrikaanse stad. De mensen sterven als ratten. De stad gaat in quarantaine. Hoe reageert de bevolking op die situatie? Hoofdpersoon in dit verhaal is de dokter die juist vóór de quarantaine afscheid had genomen van zijn vrouw die voor herstel naar een sanatorium was vertrokken. Hij komt handen te kort om alle patiënten bij te staan.
De arts vormt het tegenbeeld van een Franse journalist die juist in Oran een reportage maakte en door de quarantaine is overvallen. Hij beweegt hemel en aarde om te kunnen ontsnappen en terug te keren naar zijn geliefde in Parijs. Er is iemand die hulpdiensten organiseert. Er is iemand die alles nauwkeurig administreert en die de rechterhand wordt van de dokter. En er is een priester, een jezuïet. Aan het begin van de pandemie houdt hij in de kerk een donderpreek. God bediende zich van de pest toen hij de weerstand van de machtige farao van Egypte wilde breken: ‘Doet dus boete en bekeert u!’ ‘Geen speld tussen te krijgen’, had de rechter na afloop van de preek tegen de dokter gezegd.
Prachtig door Camus geïllustreerd door het feit dat het lichtknopje niet meer werkt.
Op een goed moment vraagt de assistent aan de dokter, ergens in de donkere gang van een huis, wat de zin is van zijn handelen. Hij weet immers dat hij uiteindelijk de strijd altijd zal verliezen. De dokter antwoordt dat hij doet wat hij moet doen. Maar wat er de zin van is? Prachtig door Camus geïllustreerd door het feit dat het lichtknopje niet meer werkt: ze tasten in het duister. Maar als ze buiten komen, valt het nachtelijke licht uit de hemel op hen!
Op een ander moment heeft de journalist, die almaar vergeefse pogingen doet om te ontsnappen, een onderhoud met de dokter. Hij vindt diens optreden heldhaftig. De dokter antwoordt dat het voor hem geen kwestie is van heldendom, maar van medemenselijkheid (honnêteté).
Aangrijpend wordt beschreven hoe het vijfjarig zoontje van de rechter sterft aan de pest. Ook de priester is erbij. De dokter bijt hem toe: ‘Maar díe was onschuldig. Toch?’ Nadien houdt de priester een preek waarin hij het niet meer heeft over ‘u’, maar over ‘wij’. Hij heeft geen antwoord op de vraag van het lijden; er blijft ons niets anders over dan God blindelings lief te hebben ook in zijn onbegrijpelijk handelen. Kort daarna sterft hijzelf. De dokter kan niet uitmaken of hij sterft aan de pest of aan iets anders; hij staat te boek als ‘onduidelijk geval’. Uiteindelijk is de pest geweken en gaat men weer over tot de orde van de dag, maar altijd onder de doem dat op elk moment de pest weer de kop kan opsteken.
Ik las het boek als beginnend theologiestudent. Het maakte grote indruk op me. Nu ik het teruglees, blijkt het hier en daar wijdlopig. Maar de kern is nog altijd aangrijpend. Het verscheen vlak na de Tweede Wereldoorlog. Destijds waren er die meenden dat met de pest de nazi’s bedoeld werden. Anderen vermoedden dat de stad in quarantaine een beeld was van onze wereld.
Maar de wantrouwenden trekken die cijfers in twijfel …
Voor nu is het boek extra prikkelend met de pandemie van het coronavirus op de achtergrond. Ik sta verbaasd over de helderziendheid van Camus: in zijn inlevingsvermogen schetst hij ontwikkelingen die nu precies zo gebeuren. Een voorbeeld: elke dag verschijnen er statistieken van het aantal doden. Maar de wantrouwenden trekken die cijfers in twijfel: hoeveel mensen stierven er anders? En zijn deze mensen gestorven áán de pest of mét de pest? Anderzijds voorzag Camus niet de anderhalve-metercultuur.
Gaandeweg mijn loopbaan als docent levensbeschouwing heeft dit boek mij geholpen de Bijbel beter te verstaan. In de Bijbel gaat het over de vraag: gezien wat er allemaal aan narigheden en erge dingen kunnen gebeuren op onze wereld en in mijn persoonlijk leven: hoe blijf ik dan als goed mens overeind? Het antwoord dat ik uiteindelijk tezamen met leerlingen in de Bijbel heb gevonden, luidt: Ga ervan uit (geloof/hoop) dat er Méér is dan de narigheid alleen. Misschien nu nog niet zichtbaar, maar wel al aanwezig in je verlangen. Richt je in je handelen op dat verlangen; daarmee breng je wat je verlangt al dichterbij.
Dat staat niet zo gek ver af van wat de dokter doet in De pest. De Bijbel voegt eraan toe dat dat verlangen van over de horizon naar mij/ons toe komt (als een Godsgeschenk) en stelt ons/mij in het vooruitzicht dat we bij aankomst aan de andere kant van de horizon ons verlangen bewaarheid zullen zien. Dat aspect vind ik in het boek niet terug.