Hoe ga je verder als je door mannen uit je eigen gemeenschap bent verkracht? Blijf je, vecht je of vertrek je? In Wat ze zeiden van Miriam Toews buigen tien mennonitische vrouwen zich over die vraag.
De roman Wat ze zeiden van Miriam Toews verhaalt over een gefictionaliseerde bijeenkomst van vrouwen in de mennonitische geloofs- en levensgemeenschap Molotschna. Ze zitten samen om een beslissing te nemen over hun toekomst, nadat ze jarenlang werden verkracht door mannen uit hun gemeenschap. Toews schreef met Wat ze zeiden een hoopvol, inspirerend en leerzaam voorbeeld van gemeenschappelijke onderscheiding.
Miriam Toews, zelf ex-mennoniet van een gemeenschap in Canada, heeft haar boek gebaseerd op de verkrachtingen van 130 vrouwen die tussen 2005 en 2009 in de Boliviaanse gemeenschap Manitoba plaatsvonden. Ze had een van hen kunnen zijn, vertelt Toews in The Guardian. Haar doel met dit boek is deze vrouwen een fictieve stem te geven, een mogelijk antwoord op de misdrijven.
Dit maakt het verleidelijk hen enkel als passieve slachtoffers te zien.
In Wat ze zeiden wordt al snel duidelijk dat de mennonitische vrouwen kunnen niet lezen (ook de Bijbel niet) of schrijven en voor vele dingen van mannen afhankelijk zijn. Ze zijn wat wereldvreemd, komen niet vaak buiten de gemeenschap en reizen zeker niet rond. Dit maakt het verleidelijk hen enkel als passieve slachtoffers te zien.
De vorm die Toews gebruikt om de stemmen van de vrouwen over te brengen is effectief. Ze creëert een hoofdpersoon: August Epp die als notulist bij de bijeenkomsten aanwezig is. August kan schrijven en heeft veel gereisd. Hij wordt in de gemeenschap als een “mietje” beschouwd, waardoor de vrouwen hem makkelijker vertrouwen.
Voor de lezer is de notulist August een uitstekend medium om de zienswijze van de ongeletterde vrouwen te ontdekken. Bovendien plaatst de notulenvorm de vrouwen op de voorgrond en de verkrachtingen op de achtergrond. Zo haalt Toews de vrouwen uit hun slachtofferrol en maakt hen tot actieve, grensverleggende vrouwen. Tegelijk geeft ze een inkijk in het proces van hun gemeenschappelijk onderscheiding.
De vrouwen hebben twee dagen om een beslissing te nemen, voordat de gearresteerde mannen uit de stad terugkomen. De groep vrouwen die elkaar in het geheim op een hooizolder treffen, bestaat uit twee families, de Loewens en de Friesens, beide bestaande uit drie generaties.
De vrouwen stellen vast dat er drie opties zijn: niets doen, blijven of weggaan
Het is knap hoe Toews door de keuze van haar karakters een veelheid aan stemmen creëert die overeenkomen met wat men zoal in een (geloofs)gemeenschap kan verwachten: de wijze oudere Agata en haar leeftijdsgenoot Greta, die keer op keer in oude verhalen terugvalt. Er is de opvliegende Salomé, die weinig meer met het geloof heeft en haar zus en hoofdpersoon Ona, die dromerig is, intelligent en zoekt naar nieuwe inzichten. Mariche is de rationele van het gezelschap, ze reageert behouden en sceptisch op elk afwijkend inzicht van haar leeftijdgenoten.
De vrouwen stellen vast dat er drie opties zijn: niets doen, blijven en het uitvechten met de daders, of weggaan uit de gemeenschap. De eerste optie (niets doen) wordt bestempeld als domheid en al snel aan de kant gezet. Nu kunnen ze zich, in de korte tijd die ze hebben, richten op de twee ‘echte’ opties.
Uit de notulen wordt duidelijk in hoeverre de dialoog, inclusief alle conflicten en afdwalingen, de vrouwen helpt om tot consensus te komen. Een dialoog die een beetje doet denken aan het beraad van de jury in de film Twelve Angry Men, of het beraad tussen de Joodse gevangenen in Auschwitz in de film God’s on Trial.
De optie ‘blijven en vechten’ lijkt in het begin de meest comfortabele, het stelt de vrouwen in staat om bij hun geliefden en het bekende te blijven. Weggaan lijkt op vluchten en daardoor in eerste instantie onaantrekkelijk. Bovendien waar moeten ze naartoe? De wereld buiten hun gemeenschap is hen onbekend. Maar door de vele vragen die de vrouwen in staat stellen om uit een door de gemeenschap opgelegd, punitive godsbeeld te komen, krijgen ze gaandeweg inzicht in hun eigen overtuigingen. Als ze blijven en de mannen niet kunnen vergeven, kunnen ze dan wel in de hemel komen? Als ze zouden besluiten om de gemeenschap te verlaten, hoe verhouden de vrouwen zich dan tegenover God, nadat zij hun mannen hebben verlaten? Of ‘hoe kan de Heer, wanneer Hij komt, alle vrouwen vinden, als ze niet in Molotschna zijn?’
Kunnen ze dan wel in de hemel komen?
Uiteindelijk kijken ze door zelf na te denken, de consequenties van hun keuzes te overwegen en naar elkaar te luisteren, met een hernieuwde blik naar de beide opties. Dat stelt hen in staat te kiezen voor de optie waarmee hun eigen waarden het meest tot hun recht komen.
Miriam Toews. Wat ze zeiden (vert. Josephine Ruitenberg & Claudia Visser). Uitgeverij Cossee, Amsterdam, 2020. 225 blz. € 21,99.