Liesbeth Goedbloed schreef een roman over Anna, een reformatorische jonge vrouw die worstelt met massieve schuldgevoels. In deze podcast vertelt ze hoe zo’n strenge kerk een geest kan verwringen en verknippen.
In de roman Broeder Ezel schrijft Liesbeth Goedbloed: “Broeder Ezel, een gode welgevallig dier, zo lief, zo sterk en ook nog zonder vlek of rimpel met zijn donkere bruidsogen achter zijn witte sluierwimpers.” Dat klinkt misschien lief, maar erg gezellig wordt het eigenlijk nergens in het verhaal. Hoofdpersoon Anna is namelijk bezig aan een pelgrimstocht die al snel Oud-Testamentische proporties aanneemt. Met haar ezeltje stapt ze door de Italiaanse bergen. Anna is zwaar beschadigd door een massief schuldgevoel. Toen ze jong was, overleed haar broertje. Iedereen, inclusief zijzelf, legt de schuld daarvan bij haar neer. Met een laatste restje energie doet Anna een ultieme poging haar last af te werpen en de deur naar vrijheid te openen.
“Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad”
Wat niet helpt is dat Anna reformatorisch is opgevoed, een traditie die niet zachtzinnig omgaat met schuldgevoelens. Goedbloed weet waarover ze schrijft, want ze groeide zelf ook op in zo’n ‘zware’ kerk. “Het mensbeeld is: Onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Van lichtvoetigheid was geen sprake.”
Geen podcast missen? Schrijf je in voor onze nieuwsbrief. Of abonneer je op de podcast op iTunes, Soundcloud of Spotify.
In de podcast Over Leven Gesproken van Ignis webmagazine zegt Goedbloed dat ze als kind niet vaak vrij is geweest van de angst voor de hel. In de kerk van haar jeugd (de Gereformeerde Gemeente in Nederland) werd verkondigd dat “één uit de stad, twee uit een generatie worden gered. Ik ging er als kind van uit dat ik naar de hel zou gaan”. Dat bracht naast tastbare angst ook een levendig wantrouwen met zich mee. Wanneer kon je met zekerheid zeggen dat jij wel gered was door God? Hoe betrouwbaar was iemand anders die zei dat hij gered was? “Je kon met een ingebeelde hemel naar de hel gaan. Je kon denken dat je gered was, dat je veilig was, maar dan zou je toch naar de plek gaan van het eeuwige wenen en tandengeknars.”
“Naar mijn idee namen ze Calvijn niet serieus.”
Broeder Ezel gaat over de worsteling met schuldgevoelens, maar de roman is meer. Het is ook de weergave van de zoektocht van een jonge vrouw naar haar positie in het leven. Hoe kan ik verder? Welke rol is daarin voor God? Zelf ging Goedbloed deze vragen stellen toen ze studeerde. “Ik zat op een reformatorische studentenvereniging (een heel zware) waar we de Instituties van Johannes Calvijn lazen. Ik kwam uit de gereformeerde gemeente en meende te weten hoe Calvijn dacht. Toen ik dat las, kwam ik er tot mijn verbazing achter dat Calvijn eigenlijk heel relaxt is. Hij geloofde ten minste nog dat er iets van betrouwbaarheid en berekenbaarheid is in God. Daardoor ben ik best wel van de kaart geweest. Ik had echt het gevoel dat er tegen mij gelogen was. Hoe kan het nu dat iedereen zo vol was over Calvijn, de geweldige theoloog? Naar mijn idee namen ze hem niet serieus.”
Dat was het begin van haar afscheid van de reformatorische traditie. Inmiddels bezoekt Goedbloed wekelijks de oud-katholieke kerk. Met Broeder Ezel heeft ze een verhaal willen vertellen over wat opgroeien in een zware kerk met een meisje en een jonge vrouw kan doen. Toch wil ze beslist niet spreken van een afrekenboek, zoals er in de Nederlandse literatuur geschreven zijn door Maarten ’t Hart en Jan Wolkers. “Die schrijven toch veel over de buitenkant, over hoe gek die mensen eruit zien. Mijn verhaal gaat over de binnenkant. Ik denk dat ik met dit boek laat zien hoe die manier van denken een geest zo verwringt en verknipt dat er helemaal niets meer van je over blijft.”
Het hele gesprek met Liesbeth Goedbloed kun je hierboven beluisteren #overlevengesproken. Nieuwsgierig naar meer podcasts van Ignis? Hier vind je een overzicht.
Foto door Ellis van der Beek.