De Vlaamse auteur Christophe Vekeman is de jongste maanden alomtegenwoordig in de Vlaamse media. Dat heeft alles te maken met de publicatie van ‘Tot God’. In dit mooi uitgegeven boek uit hij zich als gelovige. Dat klinkt of het niets is, maar de openingszin brengt je meteen tot andere gedachten.
‘Ik denk niet dat ik goed en wel besefte, toen, hoezeer ik in de war was, en zelfs nu, achteraf bekeken, kan ik maar moeilijk voor mezelf uitmaken of ik het spoor volledig bijster was of daarentegen juist stapje voor stapje bezig was de rechte weg te vinden.’
Zing een nieuw lied voor de Heer
‘Toen’ begint in Oxford, meteen de titel van het eerste deel van het boek. Tijdens een kerkbezoek in het spoor van de door Vekeman aanbeden C.S.Lewis, heeft de auteur er wat hijzelf omschrijft als een soort godservaring. Ze laat hem achter in verwarring dus, maar even onmiskenbaar met een opdracht. Hij vindt die, zeer tot zijn ontroering, samengevat in het derde vers van psalm 33. Daar valt zijn oog op als hij later in zijn hotelkamer de Bijbel op een willekeurige plek openvouwt: ‘Zing een nieuw lied voor de Heer’.
En dat doet hij met dit boek. Het wordt een gelaagde compositie in variërende toonaarden en diverse taalregisters: gezangen in een soort kinderlijk rijm, brieven, droomverslagen, gedichten, preken en gebeden waarin Bijbelfragmenten resoneren, opgediepte herinneringen, analyses van gekoesterde gospel- en countrysongs… Scabreuze en vervreemdende passages in de typische uitwaaierende Vekemanstijl worden afgewisseld met poëtische evocaties van de vertwijfelde, kwetsbare binnenwereld van de auteur.
Wat het boek zo intrigerend maakt is de op elke bladzijde voelbare worsteling. Vekeman verlangt oprecht de deur die zich in Oxford opende binnen te gaan en poogt zich een weg te forceren via de tools die hij met grote handigheid heeft leren hanteren : zijn intelligentie en de verbeeldingskracht die hem als taalkunstenaar ter beschikking staan. Hij probeert zich m.a.w. het vreugdevolle vertrouwen van het geloof binnen te denken. Overal speurt hij naar argumenten. Spitsvondig snijdt hij atheïsten en hun redeneringen de pas af. En natuurlijk zoekt hij ook hulp in de Bijbel die hij soms wel heel letterlijk leest. Exegetisch vallen hierbij ongetwijfeld nogal wat kanttekeningen te maken, maar soms levert zijn verbeeldend doordenken toch verrassende inzichten op.
Een nieuw lied dat om herlezen vraagt
Naarmate je verder leest word je dieper meegezogen in de groeiende tot waanzin drijvende wanhoop van wie er onontkoombaar achter komt dat waartoe hij wordt uitgenodigd niet de uitkomst van een logische redenering kan zijn. Vekeman volgt Johannes naar Patmos, meteen de kop van het vijfde en laatste hoofdstukje. Daar belandt hij na wat je minstens deels een soort hellevaart zou kunnen noemen in een ‘erg oud huis’ bij de zee. De slotalinea’s zijn weergaloos en leveren een onvergetelijk beeld van wat geloven ten diepste is. ‘Tot God’ laat je wat buiten adem en met veel vragen achter. Het is een nieuw lied dat om herlezen vraagt.