Jezuïet Terrence Curry doceert architectuur aan de Tsinghua-universiteit in Bejing. Een openhartig vraaggesprek over geloof en onderwijs in een communistisch land. “Je ontmoet God op een bijzondere manier.”
Terrence Curry: “In het binnenland van China kunnen jezuïeten geen pastoraat uitoefenen. In dit land, dat weliswaar vrijheid van godsdienst garandeert, kan een godsdienst niet onder controle staan van een buitenlandse regering. De eigen regering voorziet onder andere ook in de organisatie van de katholieke kerk waar het kiezen van bisschoppen ook bij hoort, wat China en Rome op gespannen voet plaatst. Dat geeft ons jezuïeten nog een extra probleem, omdat wij als internationale religieuze gemeenschap niet onder een plaatselijke bisschop mogen werken. Er blijft dan niet zoveel meer over aan mogelijkheden. We spiegelen ons maar aan onze grote voorganger Matteo Ricci, die ons dienstwerk invulde met zich gedragen als vriend van China die naar best vermogen plaatselijke wetten en gebruiken tracht te begrijpen, respecteren en gehoorzamen.
“Mijn studenten laat ik de architectuur ervaren als mede-scheppend met de Schepper”
Wij jezuïeten staan in een traditie van onderwijs, wat wij als onderdeel beschouwen van ons pastoraat. Onze bijdrage is de ignatiaanse pedagogiek, die zorg wil dragen voor de ontwikkeling van de hele menselijke persoon. Dat wordt hier goed begrepen, omdat het nauw verwant is met de benadering van Confucius die vond dat een leraar niet zozeer informatie moest overdragen maar aandacht moest hebben voor de vorming van de hele mens. Als ik hier vijftien studenten het lokaal zie binnenkomen, enthousiast omdat ze voor het eerst les krijgen van iemand die geen Chinees is, probeer ik ze te zien als mensenkinderen die naar Gods beeld gemaakt zijn en voor acht weken aan mij worden toevertrouwd. Wat ik doe is niet specifiek christelijk, maar ik voeg toch een persoonlijke dimensie toe aan het onderwijs dat een beetje ongebruikelijk is in deze onderwijsomgeving.”
“Zij komen uit heel China, maar zijn etnisch en religieus heel verschillend. Ze zijn beleefd, aardig, werken hard en dat met veel enthousiasme. Al zie ik mijn rol ten opzichte van hen wel als pastoraal moet je dat niet verstaan als vroom, maar als een relatie tussen ouders en kinderen. Ik kan hen mijn vak architectuur laten ervaren als scheppend, mede-scheppend met de Schepper zelf in dienstbaarheid aan de aarde.”
“Het was nooit in mij opgekomen om naar China te gaan – ik wist niets van de taal en de cultuur. Ik ben er heen gegaan in antwoord op het verzoek van de paus, die aan de jezuïeten heeft gevraagd om werk in het binnenland van China tot prioriteit te maken. We zijn nu met vijf jezuïeten in Beijing en we ontmoeten elkaar eens in de week, maar verder leef ik in een klein appartement op de campus. In Beijing leerde ik een totaal nieuw universitair systeem kennen. Je moet goede relaties opbouwen met je studenten, maar het blijft bij een leraar-studentrelatie. Cultureel en privé leef je daar in een isolement. Je hebt wel vrienden in het universitair milieu, maar dat blijft toch beperkt tot wat je als collega-docent bespreekt.”
“In China is mijn gebed sterk verbonden met de gedachte jezelf buiten de veilige zone te plaatsen waar je op je gemak bent. Je komt dan in een gebied waar je kwetsbaar bent. Maar je ontmoet God op een bijzondere manier. Je voelt je machteloos, maar juist daarin is God heel diep aanwezig. Emotioneel is het zwaar; het is vergelijkbaar met altijd op reis zijn. Op reis ben je altijd hyper-alert en dat is vermoeiend. Je bent nooit echt op je gemak zoals je dat thuis bent. Het vinden van een goede balans tussen gebed en dat intensieve leven is belangrijk voor missionair werk in vreemde culturen.”
“De invloed van de partij op het universitaire leven is groot. Ik moest een papier ondertekenen met enkele dingen waar ik rekening mee moet houden: ik mag niet in het openbaar kritiek uiten op de communistische partij. Ik moet de plaatselijke cultuur respecteren en bijvoorbeeld ook de eenkindpolitiek. Een vriend wees me er al op dat dat voor een priester geen probleem zal zijn. Er is grote controle op informatie: er is geen Facebook in China, geen Amerikaanse krant, geen YouTube.
Je voelt je machteloos, maar juist daarin is God heel diep aanwezig.
Mijn studenten tonen een diep verlangen naar zingeving, wat ze uiten in hun betrokkenheid bij groepswerk en interactie onder studenten. Ik kan met hen spreken over het verwerven van bezit als iets wat niet het belangrijkste is. Hen wordt duidelijk dat het maken van gebouwen een grote invloed heeft op het leven dat daarin mogelijk wordt. Als wij scheppen naar Gods beeld en gelijkenis, kun je onze gebouwen beschouwen als ‘tabernakels’, plaatsen waar wij de ware aanwezigheid van God waarborgen.”
Dit artikel verscheen oorspronkelijk in het tijdschrift America. Vertaling & bewerking: Ben Frie SJ.
Sean Salai SJ is een Amerikaanse jezuïet en journalist. Hij is medewerker van het tijdschrift America.