Leontine Post is één van de 12.500 docenten die donderdag 26 januari staken tegen het onderwijsbeleid van minister Van Bijsterveldt. Zij doet dat voor het eerst in haar ruim dertigjarige onderwijscarrière. In dit artikel legt zij uit waarom de maat voor haar nu vol is.
Sinds 1978 ben ik werkzaam in het voortgezet onderwijs als docente Duits. In die 34 jaar heb ik nog nooit mee gedaan aan een landelijke staking. Nu gaat dat voor het eerst gebeuren. Wat zit mij dwars?
Ten eerste het feit dat ze ons in het onderwijs nooit met rust laten. Achter een bureau worden allerlei vernieuwingen (verbeteringen?) uitgedacht, die voor de klas moeten worden uitgevoerd. Bij het tot stand komen van deze vernieuwingen worden de docenten niet gevraagd wat die ervan vinden. Je hebt ze maar gewoon uit te voeren.
Ik wil hier graag een voorbeeld van geven. In de negentiger jaren had de PvdA bedacht, dat alle leerlingen in het voortgezet onderwijs gelijke kansen moesten krijgen. Dus of je nu graag met je handen wilde leren of met je hoofd, je moest allemaal hetzelfde programma afwerken: de basisvorming. Deze zou worden afgesloten met een toets per vak. Van het Cito werden de dozen met toetsen toegestuurd. Bij het uitpakken bleek, dat als je de toetsen voor alle vakken wilde afnemen, zoals de bedoeling was, de leerlingen dag in dag uit drie maanden achtereen een toets zaten te maken. Een duidelijk geval van uitgedacht achter een bureau zonder de praktijk te raadplegen.
Ten tweede vind ik de klassen veel te groot. Op onze school van 800 leerlingen zijn er 100 dyslectisch. (Vind ik overigens ontzettend veel. Hoe kan het dat zoveel leerlingen tegenwoordig dyslectisch zijn? Toen ik in 1978 begon met lesgeven had ik niet één leerling in de klas, die vanwege dyslexie extra aandacht nodig had). Nu ben ik ben mentor van een Havo-brugklas van 31 leerlingen, waarvan er ‘maar’ twee dyslectisch zijn. Ik heb dit jaar dus erg geboft!
Als docent wil je alle leerlingen aan bod laten komen. Omdat een succeservaring voor een leerling heel positief werkt, neem ik de overhoringen van woordjes mondeling af. Met twee dyslectische leerlingen in een klas kan ik makkelijk een afspraak maken in de pauze. Moeilijker is het in 1 VMBO waar er van de 28 negen dyslectisch zijn. Hoe gaan we dat oplossen? Een bakje koffie in de pauze vind ik als docent ook wel fijn op zijn tijd.
Op de derde plaats erger ik me ontzettend aan de bureaucratie in het onderwijs. Ik denk, dat ik het maar weer het beste met een paar voorbeelden kan uitleggen.
Ter voorbereiding op mijn functioneringsgesprek (een fenomeen opgelegd door de overheid!) werd ik gevraagd mijn ‘persoonlijk ontwikkelplan’, ook wel bekend onder de naam POP, te maken. Hiervoor moest ik 1,5 uur achter de computer allerlei vragen invullen. Het resultaat was een pizza, verdeeld in punten. Waarin ik kon aflezen waar mijn nog te ontwikkelen punten lagen. Als snel kwam ik erachter, dat ik daar geen zin in had, omdat er toch nooit iemand naar gaat kijken. Snel de knop op ‘ja’ gezet en alle vragen doorgenomen. Omdat er echter ook vragen met ‘nee’ moesten worden beantwoord kreeg ik een nogal bijzondere uitslag. In het gesprek met mijn leidinggevende heb ik uitgelegd hoe dat kwam en haar duidelijk gemaakt, dat ik niet meer aan deze flauwekul wilde meewerken.
Een ander recent voorbeeld is het deskundigheidsbevorderingformulier, dat ik van de rector kreeg. Hierin moest ik aangeven hoeveel tijd ik daaraan besteedde. Nu ben ik een docent die het leuk vind om met zijn vak bezig te zijn. Ik ga dus regelmatig naar Duitsland, lees Duitse boeken, probeer de Duitse literatuur bij te houden, enzovoort. Blijkbaar was dat de schoolleiding niet opgevallen, want ik moest het in minuten verantwoorden. Met het formulier in de hand ben ik op de rector afgestapt en heb haar gevraagd of ze niet tevreden was over mijn functioneren. Toen ze daar ontkennend op antwoordde heb ik haar gezegd dan ook geen kostbare tijd aan het betreffende formulier te willen besteden. Temeer daar ik het vermoeden heb, dat als het formulier is ingevuld, het in een la verdwijnt. Wel heeft de rector dan weer aan een eis van het ministerie voldaan, dat dan weer wel!
De vierde reden had net zo goed de eerste kunnen zijn. Het teveel aan management. Ik vind dat er in het onderwijs veel te veel mensen werken, die nooit voor de klas staan of ook maar hebben gestaan. In de tijd, dat scholen met elkaar moesten gaan fuseren werden bezuiniging als belangrijkste reden genoemd. Ik kan met niet voorstellen dat de fusies tot bezuinigingen hebben geleid. Iedere school heeft afdelingsleiders en een directie. Daarboven is een overkoepelend bestuur, dat weer wordt ingefluisterd door de VO-raad. De VO-raad danst naar de pijpen van het miniserie, waar achter een bureau alle verbeteringen (?) worden uitgedacht. En zo is de cirkel rond.
Leontine Post werkte op diverse scholen als docent Duits, geschiedenis en economie. Op dit moment doceert zij Duits op een middelbare school in Bergen (NH).