In een door geweld en armoede geplaagd gebied in Oost-Afrika weten de jezuïeten twee colleges te handhaven, zonder breuklijnen tussen arm en rijk, tribale identiteiten of religies. Wat is het geheim van dit succes?
De streek van de Grote Meren in Oost-Afrika. Sinds het einde van het Belgische bestuur, begin jaren zestig, is dit gebied het toneel geweest van veel militaire brutaliteit, economische miserie, bestuurlijke onmacht. Onnodig om dat verhaal nog eens te vertellen.
Dat de colleges het hoofd boven water kunnen houden is een hele prestatie
Niettemin hebben zich hier twee jezuïetencolleges gehandhaafd, één in Bukavu (Democratische Republiek Congo) aan het Kivu-meer, één in Bujumbura (Burundi) aan het Tanganyika-meer. Hoe is dat mogelijk geweest? Niet dat zij de enige instellingen zijn die het overleefd hebben, ook niet dat zij er steeds in geslaagd zijn alle brutaliteit en miserie buiten de muren te houden. Met name in Bujumbura zijn er op de campus zeer erge dingen gebeurd. Maar ze zijn er nog steeds en dat moet verwondering en bewondering wekken. Waaraan is dit te danken?
Laten we het college Alfajiri van Bukavu eerst in de kijker zetten. Beginnen we met het geld. Dat met name het college van Bukavu erin geslaagd is financieel het hoofd boven water te houden is een hele prestatie. Van de overheid is daar niet veel te verwachten. Weliswaar betaalt die de lonen van het personeel en dit via een officiële bankrekening zodat het geld niet onderweg kan ‘weglekken’. Maar het bedrag van die salarissen is te laag en moet dus aangevuld worden met ‘premies’. Daarvoor moet het collegebestuur andere bronnen aanboren.
Er was een fonds, dat van bij de aanvang aan het college werd meegegeven maar ondertussen bijna uitgeput is, en er waren de gebouwen die ondertussen al meer dan zeventig jaar meegaan. De leerkrachten worden bijna gratis gelogeerd in een aantal huizen die eigendom zijn van een vereniging zonder winstoogmerk, opgericht door het college. De jezuïeten dragen ook jaarlijks bij voor ongeveer 5 procent van het budget van de school.
Dan zijn er de ouders zelf die hun kinderen maar wat graag aan dat college toevertrouwen en daarvoor ook willen betalen, in de mate van het mogelijke. Zij dragen voor 75 à 80 procent bij in het budget van de school. Er zijn meer welvarende mensen in Bukavu, want er is nogal wat opkomende economische activiteit in de streek. Maar het risico is dat alleen zij toegang zouden krijgen tot kwaliteitsvol onderwijs. Om dergelijk elitarisme te vermijden bepaalt het college het inschrijvingsgeld in verhouding tot het inkomen. De schatting van het inkomen is minder moeilijk dan wij zouden denken. Vele ouders zien zich liever niet bij de lagere inkomens gecatalogeerd. Kwestie van sociaal aanzien…
Onder de leerlingen zijn geen diepe breuklijnen tussen arm en rijk, tussen tribale identiteiten, tussen religies
Ten slotte is er de beproefde methode van het verhuren van lokalen en ticketverkoop. Iets analoogs kenden wij vroeger in onze streken in de vorm van de ‘wafelenbak’. Maar in Bukavu gaat het om meer dan wafels. Het college beschikt over een relatief goede infrastructuur voor allerlei evenementen, van sportmanifestaties tot filmavonden. Voor de omgeving, en niet enkel voor de ouders, is het een waar sociaal en cultureel centrum. Om die evenementen te mogen meemaken zijn de omwonenden graag bereid een ticketje te kopen. Trouwens, er is niet veel concurrentie op dit gebied. Dit alles draagt bij voor 10 à 15 procent in het jaarlijks budget.
Wat kan het college bieden in ruil voor die financiële steun? Om te beginnen een bekwaam lerarenkorps, waaronder een zestal jezuïeten, dat ook tot vrijwilligerswerk bereid is en dat zich niet laat verleiden tot het verkopen van goede examenresultaten. Vervolgens leerlingen die gemotiveerd zijn en die over het algemeen in goede verstandhouding met elkaar samenwerken. Onder hen geen diepe breuklijnen tussen arm en rijk, tussen tribale identiteiten, tussen religies.
Even opmerken dat ongeveer 80 à 85 procent van de leerlingen katholiek is, 10 procent protestant, en dan nog wat moslims en andere confessies. Maar ook op dit punt weinig spanningen, eerder een vrijmoedige geloofsbeleving. Wat het college nog niet kan bieden: het uitzicht op een behoorlijk beroepsleven in eigen streek. Er is meer dan behoorlijk hoger onderwijs in Bukavu. Maar waar moeten de gediplomeerden naartoe na hun studies? Het is wachten op de economische ontwikkeling die mogelijk moet zijn in de streek. In afwachting dromen velen ervan elders hun geluk te zoeken.
Het college is één van de instellingen in de streek waarin mensen hun vertrouwen kunnen stellen. Zullen zij stilaan ook meer vertrouwen mogen stellen in de samenleving daarbuiten, in het militair, in het administratief, in het juridisch apparaat? Op dat gebied zijn al enige vorderingen gemaakt, maar er is nog een lange weg te gaan. Dan wordt Oost-Congo misschien ooit het paradijs waarvan men vroeger durfde dromen. I have a dream…
Herman De Weerdt SJ werkt sinds meer dan 10 jaar in de colleges van Bukavu, Oost-Congo. Hiervoor werkte hij o.m. ook met Soedanese vluchtelingen en als retraitebegeleider in Oeganda.