Een schoolkoor dat volle zalen trekt met muzikaal veeleisende programma’s… Hoe is dat mogelijk? Guido Dierickx onthult het geheim van het Vlaamse Xaveriuscollege.
Het Xaveriuscollege van Borgerhout is een goede school. Het lesgebeuren in de klassen haalt een hoog peil en iedereen in de wijde omtrek weet men dat. Ook daarom staan op de dagen van de inschrijvingen lange rijen hoopvolle ouders aan de poort te wachten om voor hun lievelingen een plaatje te krijgen. Maar zijn reputatie dankt het college ook aan zijn buitenschoolse activiteiten.
Bijvoorbeeld sportieve activiteiten. Het college beschikt over twee grote speelplaatsen en daaraan is allicht te danken geweest dat de collegeploeg in basketball zulke grote traditie heeft opgebouwd. Die ereplaats voor de sportbeleving werd behouden, zij het op een meer bescheiden niveau dan toen, in de vroege jaren zestig, de ploeg van leerlingen en oud-leerlingen in de eerste nationale afdeling speelde. Toen ging het enthousiasme van de jonge supporters nogal eens door het lint. Ze kwamen meer om de tegenstanders uit te jouwen dan om de eigen ploeg toe te juichen. Dat was niet langer pedagogisch verantwoord en dus werden de sportieve ambities teruggeschroefd.
Maar sinds enkele jaren is daarvoor iets anders in de plaats gekomen. Nu wordt ieder jaar met spanning uitgekeken naar een concert of evenement dat door de leerlingen, de leraars en de ouders van de leerlingen wordt aangeboden aan de leerlingen, de leraars en de ouders, kortom aan de hele schoolgemeenschap. Er is altijd wat (meerstemmig) koorgezang te horen geweest op het college. In 2002 voerde het collegekoor herhaaldelijk en met veel bijval de Missa Criolla van Ariel Ramirez uit. Daarna viel er een hiaat van enkele jaren.
Uitvoering van de Carmina Burana.
In 2010 kwam de grote sprong voorwaarts. Toen werd, bij gelegenheid van het 75-jarige bestaan van het college, de Carmina Burana van Carl Orff uitgevoerd in een bomvolle voormalige bioscoopzaal (1200 zitjes) en ook in een bomvolle collegekerk. Na afloop glunderende gezichten van al wie een kaartje had bemachtigd en ontgoochelde gezichten van wie zich te laat had aangemeld. Een daverend succes dus dat om een vervolg vroeg. Het jaar daarop volgde de opvoering van de rockopera Jesus Christ Superstar (door de leerlingen van het vierde jaar!). En op 3 en 4 oktober 2014 is, in het kader van 100 jaar Grote Oorlog, de opvoering voorzien van grote delen van het War Requiem van Benjamin Britten, met gedeclameerde oorlogsgedichten van Wilfred Owen, aangevuld met onder meer Kol Nidrei van Max Bruch. Een veeleisend programma. Dat beseffen alle uitvoerders, maar dat maakt het ook boeiend.
Uitvoering van Jesus Christ Superstar.
Een college met muziek dus. Hoe is dat mogelijk geweest, die overgang naar een meer muzikale schoolgemeenschap? Het geheim is bij nader inzicht geen groot geheim. Je hebt daarvoor een lerares nodig die zelf een goed koorzanger is, voormalig lid van het kinderkoor van de opera en nu van een befaamd koor in Lier, die een opleiding koorzang en koordirectie heeft gevolgd en die vindt dat ze naast Latijn en Grieks ook de smaak voor de muziek moet meedelen aan haar leerlingen. En die bereid is dat te doen in haar en in hun vrije tijd.
Repetitie van de Carmina Burana.
Voeg daarbij een aantal leraren en ouders van leerlingen en ‘vrienden van vrienden’ die het meer dan leuk vinden om ook mee te doen. En natuurlijk ook leerlingen die willen meezingen in stukken die meer aanleunen bij de grote muziek dan bij de popmuziek van de zogenaamde jeugdcultuur. Die leerlingen bestaan. Er zijn er zelfs die al buiten de school aangesloten zijn bij een koor. Als al die mensen, jong en minder jong, hun stemmen bij elkaar brengen krijg je al gauw een indrukwekkend ensemble. Natuurlijk moet men dan nog enkele solisten en instrumentalisten inhuren. Maar hoe zou het college niet de nodige steun verlenen aan een initiatief met zulke culturele en ook religieuze draagwijdte? Hoewel dit laatste niet echt toepasselijk is op de Carmina Burana waarvan de tekst gelukkig is opgesteld in het Latijn.
Zo is het college geworden is wat het moet zijn: een cultuurdrager voor zijn leerlingen, maar ook voor de wijde schoolgemeenschap. Eigenlijk behoort dit tot de traditionele rol van de jezuïetencolleges. In vroegere eeuwen steunden ze hiervoor vooral op toneel, nu ook op muziek. Hiermee leren we nog maar eens dat een goed college meer is dan een school. Er is weinig zo kil als een school die na de klasuren leeg achterblijft. Er is weinig zo warm als een school waar na de uren in de gangen nog muziek klinkt van leerlingen en leraren.