De Heilige Geest waart rond bij de opening van het academisch jaar. Een column.
Een lange rij in identiek zwart met rode biezen geklede (toch nog voornamelijk) mannen loopt begeleid door stemmige vioolmuziek de feestelijk aangeklede sporthal binnen. De opening van het Academisch Jaar 2015-2016 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Als iedereen zit, neemt de rector magnificus het woord:
Krachtens de gebruiken van onze universiteit open ik deze zitting met gebed: Spiritus Sancti gratia illuminet sensus et corda nostra.
Met wat nostalgie besef ik, dat dit is wat er is overgebleven van de plechtige eucharistieviering voor de Heilige Geest, waarmee lang geleden het academisch jaar in Nijmegen werd geopend.
De inhoud van dit in het Latijn uitgesproken gebed zal vooral de vele aanwezige studenten ontgaan: Moge de genade van de Heilige Geest onze zintuigen en ons hart verlichten. En ook al is deze zegenwens voor het merendeel van de aanwezigen verworden tot een nauwelijks gehoorde frase, toch is het een mooie tekst om hiermee het jaar te openen. Deze spreekt immers over de zintuigen en het hart. Volgens de oude filosofie zijn dit de twee bronnen van onze menselijke kennis: de waarneming en de intuïtie. Op deze twee bronnen van kennis is in onze tijd nog steeds het wetenschappelijk onderzoek gebaseerd, al zijn met name onze waarnemingsinstrumenten steeds verfijnder geworden.
Moge Gods Geest deze bronnen van onze kennis in het licht zetten, doen stralen.
De Heilige Geest zelf kwam niet aan de orde in het vervolg van de academische zitting. Wel twee docenten die hun inzichten op een inspirerende manier weten over te brengen en daarvoor in het zonnetje werden gezet, evenals een zevental studenten uit de verschillende faculteiten die boeiende en prikkelende scripties hadden geschreven.
Bij iedere rondgang kom je dichter bij het ware inzicht
De hoofdspreker van de middag was de Vlaamse auteur David Van Reybrouck. Begeesterd sprak hij over de voorbereiding van zijn nieuwe boek, over Nederlands Indië. Hij vertelde over zijn recente bezoek aan de Borobudur, het grootste boeddhistische heiligdom van Indonesië, waar de pelgrim via zeven omgangen bouwlaag na bouwlaag tot steeds hogere stadia van inzicht komt. Tot je bij de hoogste komt, het absolute inzicht en daar past alleen maar het grote zwijgen. Aan de hand hiervan beschrijft hij hoe je kunt nadenken over de geschiedenis van Nederlands Indië, op manieren die bij iedere rondgang – van de eerste tot de zesde laag – steeds dichter bij de werkelijkheid en het echte inzicht komen.
En dan is er natuurlijk nog het zevende niveau, het niveau van het grote, zuivere mededogen, mededogen met elk menselijk streven, mededogen met de mens vroeger en nu, met de dieren, de natuur, en met de tijd die enkel verglijdt. Maar daar kan ik niets over zeggen. Dat is een vorm van stilte.
Met deze woorden eindigt Van Reybrouck, in eerbied.
Zeven stadia om uiteindelijk tot het diepste inzicht te komen. Het herinnert me aan de traditionele zeven gaven van de Heilige Geest, nog steeds centraal in het wapen en het logo van de Radboud Universiteit. Zeven gaven die verwoord zijn in het boek van de profeet Jesaja, 2500 jaar geleden, en die ook als bekroning van alle vormen van kennis uiteindelijk uitkomen bij de eerbied…