Moeten we het gebruik van smartphones bij tieners verbieden of inperken? Mediacoach en leerkracht Marleen Van Meerbeeck vindt van niet en pleit voor een andere aanpak.
Vandaag de dag zijn er amper nog jongeren zonder eigen smartphone. Onderzoek van Medianest wijst uit dat de meeste kinderen in Vlaanderen rond hun negende een eerste ‘eigen’ toestel krijgen om, gelukkig meestal onder toezicht en begeleiding van de ouders en opvoeders, de eerste stapjes in de digitale wereld te zetten.
Het begint vaak wel vroeger: YouTube-filmpjes worden gecast naar de tv in de woonkamer, samen zoek je dingen op voor die eerste grote spreekbeurt, muziek wordt gedownload en in een ‘family play list’ gezet. De voordelen zijn legio: een gedeelde familie-agenda, overzicht van wie wat moet doen, een to do-lijstje dat je naar kindlief kunt doorsturen… Makkelijke (gedeelde) toepassingen betekenen echter niet dat er thuis omzichtig met de veelheid aan mogelijkheden wordt omgegaan. Voor sommige ouders is het ‘de taak van de school’, andere ouders kennen zelf te weinig van de digitale wereld om hun kinderen hier stap voor stap te begeleiden. En, laten we eerlijk zijn, een groot deel van de ouders heeft er simpelweg de tijd niet voor om hun kinderen te begeleiden in deze vreselijk snelle digitale transitie.
Een jong kind is nog niet voldoende ontwikkeld om kritisch om te gaan met die maalstroom aan informatie
Voorgenoemde vormt dan ook één van de grootste valkuilen. Jonge mensen zijn ontzettend op zoek naar hun identiteit en naar aansluiting bij een groep gelijkgezinden. Sociale media voldoen schijnbaar aan die menselijke behoefte. Door ‘community’s’ op te richten, nemen zelfverklaarde experts en influencers hun volgers (waarbij ook zeker kinderen en jongeren) vlot mee in hun digitale verhalen. Ze verkopen producten, al dan niet onder de hashtag #gekregen en creëren een digitale (droom)wereld waar het jonge brein zich af en toe in verliest. Een jong kind is nog niet voldoende ontwikkeld om kritisch om te gaan met die maalstroom aan informatie. Alles wat passeert, wordt als feitelijk aangenomen. Wanneer ze ‘down the rabbit hole’ gaan, is de afloop soms moeilijk te voorspellen en te beheersen.
Zonder begeleiding of sociale controle raak je, zeker als jongere, al snel verdwaald in het cybernetische universum. Het is als een dropping van de scouts: zonder een (moreel) kompas, zonder duidelijke instructies en begrenzingen, en zonder mensen achter de schermen die de weg uitstippelen, raak je hopeloos verloren. Zo’n netwerk moet er aan alle kanten zijn, of de jongere valt alsnog meedogenloos naar beneden. De valkuil dat de taak van digitale bewustwording al te vaak wordt doorgeschoven naar het takenpakket van de school bemoeilijkt de aanpak.
Op school lopen we, op digitaal vlak, tegen nog een aantal zaken aan. Eerst en vooral de waanidee dat je computer (of technisch) vaardig bent wanneer je wat kunt klikken, ‘liken’ en ‘swipen’. Een toetsenbord hanteren, documenten benoemen of opslaan, structuur brengen in een databibliotheek, kritisch omgaan met bronnen en ze grondig vergelijken… Het zijn maar een paar skills waar we tijdens verschillende vakken mee aan de slag moeten, maar die ongelooflijk onderontwikkeld zijn bij de jongeren vandaag. Vroeger gingen we met de klas naar de bibliotheek, en leerden we over hoe boeken geordend werden (op genre, leeftijd, auteur), en kregen we zo enkele heel belangrijke inzichten mee over structuur. Over hoe in een hoeveelheid aan bronnen net die ene te vinden die je nodig hebt of zoekt. Over het belang van verschillende bronnen naast elkaar én tegenover elkaar te zetten. Een vaardigheid die door de ‘in your face’ aanpak van vele mainstream media helaas vervaagt.
Het is de uitdaging te blijven investeren in bewustmaking. ‘Neen, Google geeft je niet het juiste antwoord op elke vraag.’ ‘Ja, iedereen kan iets posten op het internet.’ ‘Ja, je moet bronnen nog steeds naast elkaar leggen en vergelijken.’ ‘Neen, een zelfverklaarde expert is niet noodzakelijk iemand met kennis en kunde…’ Een andere uitdaging ligt erin om ook de rol van de ouders en opvoeders te willen blijven benoemen: ook thuis moet er met de laptop geoefend worden. Ook thuis moeten er grenzen aangegeven worden (na negen uur ’s avonds een berichtje sturen en verwachten dat je meteen antwoord krijgt is níet gepast), en moet er aan digitale bewustwording gesleuteld worden.
Dat vergt tijd en inspanning, van zowel ouders als leerkrachten
Enkel een open samenwerking tussen leerlingen, ouders, leerkrachten, begeleiders en directie zal de uitdagingen van de digitalisering in groeikansen kunnen omzetten. Daar moeten we in geloven, daar moeten we op blijven inzetten.
Is het zinvol om, net als onze Nederlandse collega’s, een totaalverbod op smartphones in de klas/op school te overwegen? Ik geloof van niet. Smartphones, internet en sociale media zijn er nu eenmaal, en zullen niet snel van het toneel verdwijnen. Het lijkt me veel belangrijker om duidelijke regels en afspraken te maken (al dan niet afhankelijk van een leeftijdsgroep), en de kinderen en jongeren te leren hoe ze met hun toestel én de daarbij horende apps, online profielen en verantwoordelijkheden moeten omgaan.
De Vlaamse studies naar het gebruik van smartphones en (social) media tonen ons ook dat er vooral veel te leren valt op dit relatief nieuwe onderdeel van opvoeden. Ook in de opleiding tot mediacoach wordt duidelijk gemaakt dat het veel belangrijker is om een kind of jongeren te leren omgaan met een smartphone dan het bezit en gebruik ervan te verbieden. Dat vergt tijd en inspanning, van zowel ouders als leerkrachten, om mee op ontdekking te gaan in een wereld die heel snel verandert. Maar het is als autorijden: dat leer je ook niet met enkel theorie.