De Vlaamse regering bereikte deze week een akkoord over langverwachte onderwijshervormingen. Johan Verschueren SJ, die zich namens de jezuïeten en hun colleges in het debat gemengd heeft, reageert voorzichtig positief.
“Ik ben op de eerste plaats verheugd dat men er uit is gekomen”, zegt Johan Verschueren SJ, provinciaal overste van de Vlaamse en Nederlandse jezuïeten. Vorige maand schreef hij samen met Peter Knapen, voorzitter van de koepel van Vlaamse jezuïetencolleges, een brief aan de verantwoordelijke ministers om hun visie op de onderwijshervormingen te verhelderen. De respons op die brief van pers en politici was zeer positief, vertelt hij. Verschueren: “Ik heb het idee dat de regering er echt iets mee heeft gedaan.”
Verschueren schetst een complexe problematiek. “Het Vlaamse onderwijs behoort tot de wereldtop als het gaat om het aanleren van kennis en vaardigheden. Maar dat gaat ten koste van een grote groep jongeren voor wie de lat te hoog ligt omdat zij een verkeerde schoolkeuze hebben gemaakt, en die daardoor gedemotiveerd raken. Vijftien procent van de jongeren verlaat zonder diploma het secundair onderwijs. Dat is fors. Er is dus sprake van een watervalsysteem, waarbij leerlingen die niet mee kunnen in het algemeen vormende onderwijs – wat vergelijkbaar is met het gymnasium in Nederland – terechtkomen in het minderwaardig geachte technisch of beroepsonderwijs.”
“Wij vrezen dat men de sterke punten van het huidige systeem opoffert, waardoor Vlaanderen de toppositie in Europa verliest.”
Dat is niet alleen een structuurprobleem, maar ook een mentaliteitsprobleem, meent de provinciaal. “Vlaamse ouders hebben de neiging om hun kinderen in een richting te sturen die intellectueel eigenlijk te hoog gegrepen is. Dat leidt tot frustratie en demotivatie bij scholieren, en ons onderwijssysteem werkt de negatieve spiraal verder in de hand. Dus dat onderwijshervormingen nodig waren, is al jaren duidelijk. De structuur moet aangepakt worden, maar ook de mentaliteit van ouders.”
De jezuïeten, die in Vlaanderen een zevental gerenommeerde colleges beheren, zijn dus op zich niet tegen hervormingen, benadrukt Verschueren. “Wij zeggen geen nee tegen hervormingen, wij zeggen ‘ja, maar…’. Wat wij vrezen is dat men de sterke punten van het huidige onderwijssysteem opoffert, waardoor Vlaanderen de toppositie in Europa verliest. Wanneer het onderwijs genivelleerd wordt, zijn het de goede leerlingen die gedemotiveerd raken, omdat ze niet meer uitgedaagd worden.”
Leerlingen die excelleren, zo stelden Verschueren en Knapen ook in hun brief aan de ministers, zouden zelfs veel méér uitdagingen moeten krijgen dan nu, en nooit “op hun honger blijven zitten”. “Anders dreigt hun bijzondere talent verloren te gaan in gemakzucht.” Dit zou, stelt de brief, een “gemiste kans” zijn, en zelfs “nefast worden voor onze kennismaatschappij”.
De Vlaamse regering heeft deze waarschuwingen ter harte genomen, aldus Verschueren. “Wat ik positief vind aan het akkoord dat er nu ligt, is dat het de problemen al enigszins aanpakt vanaf het lagere onderwijs. Er komt daar extra aandacht voor wetenschap en techniek, zodat ouders al in een vroeger stadium ontdekken waar het talent van hun kind echt ligt. Ook de voorgestelde indeling in domeinen vind ik een goede vondst. Scholen kunnen zelf bepalen welke pakketten ze aanbieden, ze kunnen bijvoorbeeld én talen én techniek bieden, waarmee de schotten tussen ‘sterke’ en ‘zwakke’ richtingen hopelijk geslecht worden. Een derde positief punt vind ik een voldoende breed basispakket in het eerste jaar van het secundaire onderwijs, dat scholieren de nodige uitdaging kan bieden.”
“De gigantische verschillen die er zijn, blijven bestaan.”
Kritiek heeft Verschueren ook, juist op dit laatste punt. “Vanuit een pedagogisch oogpunt zal het plan nog niet zo gemakkelijk te realiseren zijn. Het akkoord reserveert in het eerste jaar vijf uur per week voor zogeheten ‘differentiatie’, waarin zwakke leerlingen worden ondersteund, en sterke leerlingen juist worden uitgedaagd. Maar dan blijven er nog 27 lesuren over waar die leerlingen gewoon bij elkaar zitten. De gigantische verschillen die er zijn, blijven dus bestaan. Voor leerkrachten zal dat niet eenvoudig zijn: hoe houd je je vak begrijpelijk voor scholieren die het te moeilijk vinden, en tegelijkertijd uitdagend voor scholieren die het te makkelijk vinden? Dat is makkelijker gezegd dan gedaan.”
Illustratie boven dit artikel: lankatroniik via Flickr.com (creative commons)