Het Haagse Aloysius College scheerde langs de rand van de afgrond: een reddingsplan moet de noodlijdende school nu voor faillissement behoeden. Waar ging het mis met dit ooit zo degelijke jezuïetencollege? Oud-leerling Eduard Kimman vertelt.
Het Aloysius College in Den Haag: ik beleefde er een gelukkige tijd in de eerste helft van de jaren zestig. Dit gymnasium van de paters jezuïeten was gehuisvest in een imposant gebouw op een groot terrein. Circa 800 jongens gingen er destijds naar school. Het was een college met veel buitenschoolse activiteiten, legendarische schoolkampen, met prachtige sportfaciliteiten (drie tennisbanen!), met een bezielende kern van priester-docenten. Het was een aantrekkelijke school. Veilig, traditioneel, degelijk. Het Aloysius College van mijn jeugd verschilde niet veel van het Aloysius College waar mijn vader op school zat, dertig jaar eerder.
De grote veranderingen kwamen na mijn tijd. In 1971 werd de school opengesteld voor meisjes. In 1973 kwamen er andere onderwijsniveaus bij bij; havo en mavo. Langzamerhand verdwenen de paters. Een reeks bekwame rectoren, gerekruteerd uit oud-leerlingen, zorgde voor continuïteit. De typische schoolcultuur handhaafde zich ook zonder jezuïeten. Totdat de populatie leerlingen zelf zo veranderde dat de school mee veranderde.
De school had een multicultureel voorbeeld kunnen zijn; dat werd ze niet
Ging de school toen bergafwaarts? Die ‘witte vlucht’, kwam die er toen? Niet direct. Toch kwam de groei tot stilstand. Het contingent vwo nam af, mavo en havo groeiden verhoudingsgewijs. Ik laat verder de onderwijskundige ontwikkelingen voor wat ze waren.
Eigenlijk heeft het Aloysius College van vandaag een geweldige uitdaging: alle schooltypen onder één dak, kinderen uit de bevoorrechte wijk Benoordenhout samen met kinderen uit de minder bevoorrechte Schilderswijk in één gebouw. De school had een multicultureel voorbeeld kunnen zijn. Dat werd ze niet.
Waarom? Multiculturaliteit werd misschien gezien als noodlot. Er was geen ambitie om te zeggen dat kinderen uit een christelijk gezin met kinderen uit hindoestaanse of islamitische gezinnen opgevoed werden binnen één levensbeschouwelijke en pedagogische visie. De evidentie van de katholiciteit van de school was verdwenen. De schoolleiding had het niet langer nodig gevonden om lid te zijn van de Nederlandse Katholieke Schoolraad. Maar wat was de identiteit van het Aloysiuscollege dan wél? Zoals bij veel andere scholen van het secundair onderwijs ontbrak het aan een visie op geloof, zin en levensbeschouwing.
Ik ben zelf godsdienstleraar geweest op een middelbare school met klassen waar een kwart van de leerlingen katholiek was, een kwart protestant en de helft moslim. Met het bespreekbaar maken van geloof, maak je met een klas een reis naar binnen, naar het hart, en een reis naar buiten, naar engagement.
De godsdienstleraar moet niet weggezet worden als een eigenlijk overbodig versiersel. De overtuiging van de leiding geeft, zoals in elke organisatie, de doorslag. Dat geldt voor het belang van godsdienst op school, dat geldt voor een sinterklaasactie voor minder bedeelden en dat geldt ook voor zoiets als het tegengaan van pesten op school. In elke generatie moet de schoolleiding op deze en andere uitdagingen een antwoord hebben. In mijn tijd kon het Aloysius College die uitdagingen aan.