Literatuur is tijdloos, bewijst het werk Bezette Stad dat honderd jaar geleden werd uitgebracht door Paul van Ostaijen. In dit jubileumjaar maakten al meer dan honderd kunstenaars kunst op basis van dit verrassend actuele werk. Ook scholieren gaan ermee aan de slag.
Ooit zat Paul van Ostaijen op het Onze-Lieve-Vrouwecollege van de jezuïeten in Antwerpen. Maar omdat hij regelmatig werd betrapt op het rondlopen met verboden literatuur (zoals De kleine Johannes van Van Eeden) en het verspreiden daarvan, werd hij weggestuurd. Het Onze-Lieve-Vrouwecollege was trouwens niet de enige middelbare school waar dit gebeurde.
Rebels misschien, het onrustige gevoel dat de maatschappij waarin hij leefde niet meer paste, maar ook het verlangen naar een nieuwe wereld. Dat was wat hem aan het schrijven bracht.
Rond 1 april 1921, ongeveer honderd jaar geleden, werd zijn werk Bezette Stad gepubliceerd. Het wordt beschouwd als een van de hoogtepunten van het Nederlandstalig avant-gardisme (door onder andere de kenmerkende ‘ritmiese typografie’ ofwel de opmerkelijke lay-out).
Van Ostaijen blikt in Bezette Stad terug op de Eerste Wereldoorlog en op Antwerpen als bezette stad. Een werk waarin het begin van de Eerste Wereldoorlog wordt neergezet als het einde van een tijdperk:
God de Vader brengt het laatste bedrijf
regisseur aartsengel Michael
aero’s blokkade duikboten vreemde rassen
het begin van het einde
…
(uit: ‘Opdracht aan mijnheer Zoënzo’). Een werk met een kritische noot gericht tegen de gevestigde orde van die tijd. En een werk dat duidelijk laat zien hoe het leven in Antwerpen tot stilstand kwam:
Vlam
maan
VLAM
De STad STaat STil
(uit: ‘Bedreigde Stad’).
Paul van Ostaijen schreef Bezette stad in Berlijn, twee tot drie jaar na de oorlog. Daar verhuisde hij in 1918 naartoe vanwege zijn onpatriottische activisme tijdens de oorlog en angst voor represailles. Een noodgedwongen ‘quarantaine’ dus.
Nu, honderd jaar na datum, heeft onze situatie iets weg van de stilstand van Antwerpen en Van Ostaijens quarantaine. Dit keer geen oorlog of vlucht, maar een lockdown door een virus. In een samenleving waarin, net als toen, de gevestigde orde sterk aan vertrouwen heeft ingeboet.
Een aanzet tot coronakunst eigenlijk
De lockdown is voor Mattijs de Ridder (biograaf van Paul van Ostaijen) en Willem Bongers-Dek (directeur van Vlaams-Nederlands Cultuurhuis ‘De Buren’) reden geweest om in maart 2020 een multimediaal project te initiëren. Het werk van Van Ostaijen is gekozen als inspiratiebron om antwoord te geven op de coronacrisis. Een aanzet tot coronakunst eigenlijk. En omdat de stad Antwerpen nu niet bezet maar besmet is, werd het project Besmette stad genoemd.
De Besmette Stad is een omvangrijk project. Tot nu toe deden er meer dan honderd kunstenaars aan mee en het is nog in volle gang. Zo zijn coronagedichten van 66 Nederlandse en Vlaamse kunstenaars, gebaseerd op Van Ostaijens werk, gebundeld in het boek Besmette Stad (in februari verschenen). Verder zijn er onder andere leesateliers en wandelingen door de stad Antwerpen georganiseerd.
Bij één van de vele pistes zijn ook middelbare scholieren betrokken. Een andere groep die het, net als kunstenaars, in deze lockdown bijzonder zwaar heeft. Voor deze groep is een leesblad ontwikkeld. Dat helpt scholieren op grond van Bezette Stad op een creatieve manier antwoord te geven op hun situatie tijdens de lockdown.
Op het Jan Tinbergen College in Roosendaal is de afgelopen maanden met dit leesblad een pilot gedraaid. De scholieren lezen Van Ostaijens gedicht ‘Nomenklatuur van verlaten dingen’ uit Bezette Stad. In dit gedicht wordt een lijst opgesomd van plekken en mensen die verlaten zijn. Deze is grotendeels verrassend herkenbaar.
Verlaten buffet
verlaten bar
verlaten barman
verlaten barmeid
…
fletse morgen
matte middag
flauwe avond
naakte nacht…’
Dan luisteren ze naar het lied van dichter Iris Penning, ‘Zaternacht’, haar antwoord op de lockdown gebaseerd op ‘Nomenklatuur’. Ze zingt in een lege kroeg over de verschillende lege plekken in de stad die wachten op mensen.
Deze stad, ze wacht op iemand
die door haar heen loopt
het verkeerslicht wacht op iemand
die door rood
…
nu is het zaternacht
hetzelfde als hier overdag
het is nog nooit zo stil
geweest…
Haar cellist speelt in een lege straat. Het lied helpt de scholieren om in de tekst van ‘Nomenklatuur’ gelijkenissen te zien met hun eigen situatie.
Daarna worden de scholieren uitgenodigd om terug te blikken en zelf een lijst te maken van dingen die ze moesten laten of wat van hen is afgenomen. Ongeveer zestig scholieren zetten dit om in gedichten en video’s. Het moeten verwoorden van wat er in hen leeft, helpt hen om toegang tot hun eigen gevoelens te krijgen. Een manier om zich gezien te voelen in tijd. Het is ook een manier om scholieren met de literatuur bekend te maken.
Uit het videogedicht van scholier Irene Wildhagen, die tijdens de marathonuitzending 24 uur van Van Ostaijen werd uitgezonden:
‘Geen leuke dingen doen met vrienden en vriendinnen
en nee, laat ik maar niet over mijn familie beginnen.
want ja ik mis ze heel erg.
soms zo erg, dat ik het verberg.
…
het leek allemaal zo gewoon,
…
maar toch, nu met corona ga je anders denken
en merk je dat het leven heel wat kan schenken
…’
Op de literatuurlijsten ‘coronaleesvoer’ die in de lente vorig jaar verspreid werden, stonden veel boeken zoals Camus’ De Pest, Boccacios Decamerone. Bezette Stad van Van Ostaijen stond daar niet bij. Toch dient deze gedichtenbundel nu als een bron van coronakunst en bestempelt daarmee de kracht van tijdloze literatuur.