Waarom nog Levensbeschouwing onderwijzen in een multireligieuze en grotendeels ontkerkelijkte samenleving? Drie argumenten voor het behoud van dit omstreden schoolvak.
Onlangs hield het Algemeen Dagblad een enquête onder ouders van leerlingen in het basis- en het voortgezet onderwijs. Eén van de vragen luidde: ‘Welke vakken mogen verdwijnen van de lagere school?’ Bij het vak Godsdienst/Levensbeschouwing antwoordde 24% van de ouders dat het mocht verdwijnen; in het voortgezet onderwijs bedroeg dat 27%. Die cijfers vallen alleszins mee. Ik wil de driekwart van de ouders die het niet nodig vinden dat het vak verdwijnt graag een handje helpen.
Weliswaar is het vak Godsdienst destijds ingevoerd omwille van de geloofsverkondiging van het eigen geloof op de school van de eigen zuil. Verlengstuk van de kerk. Die functie heeft het nauwelijks of niet meer binnen het onderwijs. Maar doordat het op het rooster stond evolueerde het mee met de veranderingen van de tijd, en bleek het veel meer waarden te bevatten dan men wellicht besefte, toen men het invoerde.
Ik zie drie wezenlijke argumenten om het vak te behouden. Kennis van het christendom is onmisbaar om kunst en cultuur van de westerse wereld te verstaan. Die zijn immers veelal vanuit de christelijke godsdienstbeleving ontstaan. Dat is het meest voor de hand liggende argument. Maar in een groter wordende wereld is datzelfde argument van kracht, als het gaat over alle wereldgodsdiensten. Het is immers een groot goed, wanneer ik mensen met een andere godsdienst of levensvisie vanuit hun opvatting kan verstaan.
Er is geen ander vak op het rooster dat het religieuze thematiseert
Om één voorbeeld te noemen: wat een zegen zou het zijn, als elk van ons op school bij het vak godsdienst kennis zou hebben gemaakt met de islam. Dan zouden wij nu de onzin die er vaak over wordt verteld, kunnen ontmaskeren. En wij zouden weten dat de agressieve moslims niet het alleenrecht hebben op hun godsdienst, ja zelfs een minderheid zijn.
Op tweede plaats zou het voor ieder weldenkend mens goed zijn kennis te hebben van de godsdiensten, omdat in de godsdiensten antwoorden (niet per se dé antwoorden) worden bewaard op de grote levensvragen. Verschillende antwoorden, die mij kunnen helpen mijn eigen antwoord te vinden op de grote vragen die zich in mijn leven voordoen.
De vraag naar de zin en de betekenis van mijn bestaan, en het bestaan van de wereld. De vraag of er méér is dan het zichtbare alleen. De vraag wat mijn plaats is in het grotere geheel van deze wereld. De vraag door welke impulsen ik mij uiteindelijk laat leiden en in dienst van welke idealen ik mijn leven wil plaatsen. De vraag waar ik was vóór mijn geboorte en zal zijn na mijn dood. De godsdiensten vertellen hoe generaties vóór ons dat hebben gedaan. En leveren aldus hun levenswijsheid aan ons en dus ook aan mij over.
Ten derde hebben de godsdiensten een heel aparte inhoud. Zij gaan er veelal van uit dat er onzienlijke wereld is, een mysterie dat aan de basis ligt van onze wereld en ons bestaan; een mysterie waartoe wij allen zouden behoren. Waarmee je op de een of andere manier in verbinding zou staan. Het religieuze. Naast het vak godsdienst is er geen ander vak op het rooster dat het religieuze thematiseert. Alleen dat zou al voldoende moeten zijn om het op het rooster te houden. Ongeacht of je er in gelooft of niet.
Godsdienstige mensen benaderen de werkelijkheid met een houding van dankbaarheid, verwondering en eerbied
Want dat inzicht helpt ook heilige boeken niet te lezen als natuurwetenschappelijke of geschiedwetenschappelijke teksten. Heilige boeken verwijzen per definitie naar het onzienlijke en onzegbare. Maar omdat mensen er toch over willen vertellen, zijn ze genoodzaakt woorden te gebruiken die ontleend zijn aan de wereld van de concrete dingen, maar in deze samenhang ‘slechts’ de bedoeling hebben het mysterie voorstelbaar en voelbaar te maken. De woorden krijgen er in deze context dus een symbolische betekenis bij en moeten dus niet letterlijk, maar overdrachtelijk verstaan worden. Overdrachtelijk: hun betekenisveld moet van de wereld der concrete dingen overgedragen worden naar de wereld van het onzienlijke en onzegbare.
Dat inzicht zou invoelbaar en begrijpelijk kunnen maken dat godsdienstige mensen de werkelijkheid benaderen met een houding van dankbaarheid, verwondering en eerbied. Waaraan ze uiting kunnen geven door eredienst en rituelen en door te luisteren naar de stilte die heerst tussen de dingen. Welk ander vak behartigt dergelijke elementaire waarden?