Latijn en Grieks, zo wil het vooroordeel, zijn nutteloos en elitair. Onzin, vindt Guido Dierickx. Hij pleit voor een herwaardering van de humaniserende humaniora.
Voorstellen om het onderwijs te hervormen zijn als kometen: vroeg of laat komen ze weer. In onze tijd worden ze vooral aangestuurd door de zorg om de arbeidmarkt en om de sociale ongelijkheid.
Om beide redenen dreigen de klassieke talen, Latijn en Grieks in de verdrukking te geraken. Ze beantwoorden niet aan een vraag van de arbeidsmarkt en ze laten een sociale elite toe om afstand te nemen van de gewone mensen. Niet lang geleden verschenen echter ophefmakende cijfers. De leerlingen uit de richting Grieks-Latijn in het secundair onderwijs blijken hogere slaagkansen te hebben in hun universitaire studies dan die uit alle andere studierichtingen. En dat niet enkel in de faculteit Rechten en in de faculteit Taal- en Letterkunde waar men dit zou verwachten, maar ook in de faculteit Burgerlijk Ingenieur waar men dat niet zou verwachten.
Daaruit volgt dat richtingen met Grieks en/of Latijn beantwoorden aan het veel gebruikte criterium van het doorstromen, eerst naar hogere studies en daarna naar de hedendaagse arbeidsmarkt. Al te gauw hebben sommigen gemeend dat de klassieke humaniora niet konden leveren wat die arbeidsmarkt vraagt: ingenieurs en technici. Dat is niet juist en daarmee vervalt het eerste argument tegen het handhaven van de klassieke talen.
Klassieke talen bieden ons een onvervangbare mogelijkheid om ons historisch bewustzijn te verruimen
Maar is het niet mogelijk dat deze leerlingen beter scoren aan de universiteit dankzij een ‘cultureel kapitaal’ dat zij niet van hun studierichting maar van huis uit hebben meegekregen? Is het niet zo dat vooral cultureel bevoorrechte leerlingen nu nog op het ‘ouderwetse’ idee komen om een studierichting met één of twee klassieke talen te kiezen?
Daarmee komen we bij het tweede argument tegen het handhaven van de klassieke talen in het vormingsaanbod: hun elitaire karakter. Daartegen kan echter aangevoerd worden dat de studierichtingen die wiskunde en wetenschappen centraal stellen niet minder elitair zijn. Alleen neemt men aan dat die vakken voor de hele samenleving nuttig zijn, meer bepaald voor het economisch bestel. Datzelfde geldt echter ook voor de klassieke talen: ze zijn nuttig voor de hele samenleving, meer bepaald voor het cultureel bestel.
Hier eerst enkele ondeugdelijke argumenten ten gunste van de klassieke talen opzij schuiven. Men kan vasthouden aan de klassieke talen omdat die intellectueel veeleisend zijn en de leerlingen uitdagen het beste van zichzelf te geven. En inderdaad, veeleisend zijn ze. Maar andere vakken zijn dat ook. Of omdat ze esthetische fijngevoeligheid bijbrengen. Maar dat doen andere vakken ook, de vakken hedendaagse literatuur bijvoorbeeld. Of omdat ze ons inleiden in onze Europese cultuur en identiteit. Maar dan moet men bedenken dat de leerling typisch Europese tragedies zoals de Antigone van Sofokles pas te lezen krijgt in zijn/haar laatste middelbare-schooljaren.
Er is een meer waarachtig argument om de klassieke talen te behouden. Zij bieden ons een onvervangbare mogelijkheid om ons historisch bewustzijn te verruimen. Zij laten ons de stem horen van mensen die leefden in een ver verleden en in een andere wereld, maar met wie wij ons desondanks verwant kunnen en moeten voelen. Zij openen onze geest voor ‘de analogie van het mens-zijn’, voor het feit dat mensen meer verschillen van elkaar en tevens meer gelijken op elkaar dan wij aanvankelijk voor mogelijk hielden. Deze ontdekking vormt de kern van het ware humanisme.
Wie een mens kan ontwaren onder de sedimenten van vele eeuwen geschiedenis, zal ook een medemens ontdekken achter culturele verschillen in onze multiculturele wereld
Dit humanisme streeft ernaar kennis te maken met mensen die ons aanvankelijk vreemd lijken. De archeologie drijft deze ambitie tot het uiterste. Zij leert ons het leven van onze verre voorouders reconstrueren aan de hand van de schaarse resten van hun materiële cultuur. Zo ver moet ons vormingsaanbod echter niet gaan. Het moet zich beperken tot mensen die vroege geschriften hebben nagelaten over de grote levensvragen. De stemmen van die mensen bereiken ons uit de Latijnse, de Griekse en de Hebreeuwse culturen. Hen kunnen we herkennen als onze culturele voorouders. Daarbij ontmoeten we tot onze aanvankelijke verbazing levensechte mensen, mensen zoals wij.
Kunnen wij die mensen niet leren kennen zonder hun taal te leren? Niet helemaal. Alleszins heeft onze samenleving behoefte aan een bevolkingsgroep die hun taal wel beheerst. Dat verwachten we van de exegeten als we de Bijbel lezen. Dat verwachten we van mensen met kennis van de klassieke talen: zij bewaken de kwaliteit van onze kennismaking met de klassieke oudheid tegen de pseudo-historische onzin afkomstig uit Hollywoodse filmstudio’s.
Ook op kortere termijn moet dit nuttig zijn. Wie een mens kan ontwaren onder de sedimenten van vele eeuwen geschiedenis, zal ook een medemens ontdekken achter de culturele verschillen in onze multiculturele wereld. Die kennismaking zal leiden tot een beter verstaan van anderen en zodoende ook van onszelf.