In de wetenschap bestaat de neiging zich steeds verder terug te trekken op het eigen specialistische onderzoeksterrein. Tegen deze trend in pleit Jan Peters SJ voor open, interdisciplinair onderzoek.
Een eminent natuurkundige zijn en tegelijkertijd een prima theoloog, kan dat? En kan dat eigenlijk alleen maar als je beide strikt gescheiden houdt? Want het zijn toch twee totaal verschillende benaderingen van de werkelijkheid?
In de loop van de geschiedenis zijn er veel grote wetenschappers geweest onder de jezuïeten; het was één van de kenmerken van de orde. En ook in onze tijd bestaan ze nog, met name op de universiteiten van de jezuïeten wereldwijd. En allemaal hebben ze ook een volledige studie theologie gevolgd. Voor sommigen behoort de theologie inderdaad enkel tot hun persoonlijke geloofsbeleving en staat deze los van hun wetenschappelijk onderzoek. Ze doen pastoraal werk aan de universiteit en ze doen wetenschappelijk onderzoek, maar deze twee evenwijdige lijnen zullen elkaar pas in het oneindige ontmoeten.
Het meest bekende voorbeeld is wellicht Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955), die theologie en evolutietheorie probeerde te verzoenen.
Maar er zijn er ook – en naar mijn overtuiging de besten – die voortdurend worstelen om beide met elkaar in dialoog te brengen. Het zijn twee manieren van benaderen van wereld, mens en God, maar beide maken deel uit van de eigen wetenschappelijk gedrevenheid. Het meest bekende voorbeeld is wellicht Pierre Teilhard de Chardin (1881-1955), die theologie en evolutietheorie probeerde te verzoenen.
Traditioneel hebben Europese universiteiten altijd veel waarde gehecht aan samenwerking tussen geleerden uit verschillende wetenschapsgebieden, niet alleen om studenten een brede vorming te kunnen geven, maar ook om het wetenschappelijk onderzoek in een breder kader in te passen. Katholieke universiteiten, wereldwijd, geven mede daarom filosofie en theologie een verplichte plaats in het onderwijsprogramma.
Bij het wetenschappelijk onderzoek ligt het moeilijker: bij het idee van samenwerking op het gebied van het onderzoek voelen veel theologen en exacte wetenschappers zich in onze tijd ongemakkelijk. Moet theologie de gaten vullen die de wetenschap openlaat of de laatste vragen beantwoorden waarop de wetenschap (nog) geen antwoord heeft? En anderzijds, moet de wetenschap het theologisch wereld- en mensbeeld onderbouwen? Of in elk geval aangeven, dat dit niet strijdig is met recente wetenschappelijke ontdekkingen?
Moet theologie de gaten vullen die de wetenschap openlaat of de laatste vragen beantwoorden waarop de wetenschap (nog) geen antwoord heeft?
Ruim tien jaar geleden is aan de Radboud Universiteit Nijmegen het initiatief genomen om wetenschappers uit verschillende faculteiten met theologen en filosofen samen te brengen in een gezamenlijk onderzoekprogramma. In het oprichtingsdocument van dit Heyendaal Instituut uit 1999 is ‘interdisciplinariteit’ het sleutelwoord.
Interdisciplinair onderzoek gaat een stap verder dan het meer gebruikelijke multidisciplinaire. In multidisciplinair onderzoek bestuderen wetenschappers uit verschillende vakgebieden hetzelfde onderwerp, maar iedereen met de methodes en het paradigma (de denk- en onderzoeksmodellen) van het eigen vakgebied. Interdisciplinair onderzoek gaat verder: het vraagt van de deelnemende wetenschappers niet alleen een concentratie op een gemeenschappelijk onderzoeksthema, maar bovendien een gezamenlijke studie en evaluatie van de methodes en paradigmata van de verschillende participanten.
Dit kan leiden tot isolement en tot blindheid voor wat er elders in de wetenschap gebeurt.
Momenteel zie je in het wetenschappelijk onderzoek een bijna tegengestelde beweging: de vakgebieden in de universitaire wereld zijn steeds specialistischer geworden, de meest begaafde geleerden concentreren zich op hun eigen deeldiscipline, op een klein onderdeel van het wetenschapsgebied. Dit kan leiden tot isolement en tot blindheid voor wat er elders in de wetenschap gebeurt, maar ook voor de grote vragen binnen de maatschappij, waarvoor terecht een beroep op de wetenschap wordt gedaan.
Interdisciplinair onderzoek opent de ogen. Zo is het ook van levensbelang voor de theologie, voor haar vitaliteit, haar concrete engagement met de grote vragen van wetenschap en maatschappij in onze tijd. Isolement te midden van de andere wetenschappen is een reëel gevaar voor de theologie, en niet alleen in ons geseculariseerd deel van de wereld. Interdisciplinair onderzoek breekt de theologie open: er kunnen nieuwe vormen van theologie ontstaan, op het snijvlak met andere vakgebieden: bèta en medisch, maar ook gamma en alfa; nieuwe inzichten vanuit de theologie, waarop lang is gewacht, kunnen vruchtbaar zijn voor samenleving en kerk
Isolement te midden van de andere wetenschappen is een reëel gevaar voor de theologie.
Nog moeilijker dan voor theologen is het voor collega’s uit andere faculteiten: dat theologen baat hebben bij deze samenwerking zullen ze graag beamen. Maar dat deze intensieve samenwerking nieuwe mogelijkheden kan openen voor hun eigen vakgebied zullen bèta-wetenschappers zich aanvankelijk zelfs niet kunnen voorstellen.
Het bijeenbrengen van zo verschillende wetenschappelijke methoden en geesteshoudingen is niet vanzelfsprekend en zeker niet eenvoudig, zoals generaties jezuïeten-wetenschappers hebben ondervonden. En zij hadden nog het voordeel dat ze er in de rust van hun eigen laboratorium of studeerkamer zelf mee konden worstelen, twee benaderingen in een en dezelfde menselijke geest.