Guido Dierickx houdt een pleidooi voor de humaniora, de studie van taal, geschiedenis en cultuur. Die vakken geven je een inkijkje in het geheim van het menszijn en leren je schoonheid waarderen.
Niet enkel de grote werkgevers maar ook de gewone mensen kunnen het haast dagelijks merken. Het is moeilijk om verzorgend maar thans ook, meer en meer, om technisch geschoold personeel te vinden. Zeker in die sector heerst er een grote krapte op de arbeidsmarkt. Vandaar de luid klinkende oproep om meer leerlingen naar het technisch onderwijs te loodsen. En tevens om minder voorrang te geven aan “humane” richtingen. Het jonge volkje is daarvoor kennelijk niet ongevoelig. Minder scholieren opteren voor Grieks en Latijn, voor talen en geschiedenis. Dat zijn de vakken die de kern vormen van wat vroeger “de humaniora” werd genoemd. Maar wie heeft nu nog behoefte aan Grieks en Latijn? Alvast niet de hedendaagse arbeidsmarkt, zo menen velen.
De tijden zijn wel erg veranderd. In ons laatste collegejaar zaten wij met ongeveer dertig leerlingen in de retorica, het afsluitende jaar van de Latijns-Griekse richting die toen “de bon ton” was voor de betere leerlingen. Ik heb me dat niet beklaagd en meen dat de jongeren van de aankomende generatie zich dat evenmin zouden beklagen. We poogden toen passages te lezen uit Homeros, Sophokles, Thucidides in de oorspronkelijke taal. Op het eerste gezicht was dat niet meer dan een oefening in hersengymnastiek, een worsteling met vocabularium, verbuigingen en vervoegingen. Maar het was meer dan dat. Uit de Ilias herinneren wij ons sindsdien de passage over het afscheid van de Trojaanse held Hector van zijn geliefde Andromache toen hij ten strijde moest trekken tegen Achilles. “Zij lachte tussen haar tranen door”, zo stond er geschreven door een dichter van ongeveer zeven eeuwen voor onze tijdrekening. Dat staat in mijn geheugen gegrift. Dat zegt mij dat zo lang geleden, in een zo andere cultuur, emoties bestonden die ook de onze zijn.
Dat konden wij in de humaniora leren. Daar konden wij kennis maken met mensen die op het eerste gezicht onbereikbaar ver leken. Maar achter de verschillen, zo ontdekten wij, schuilt er een verwantschap tussen mensen. Diezelfde ervaring konden wij opdoen bij het lezen van de Antigone van Sophokles. Dat is geen tragedie uit de oude tijd, dat is een tragedie van alle tijden. De humaniora was eigenlijk een grote ontdekkingsreis in de analogie van het menszijn.
De humaniora had ons nog meer te bieden. Mensen hebben elkaar veel nagelaten wat mooi is. Niet direct nuttig maar wel mooi, om van te genieten. Wij vonden parels van schoonheid in verschillende culturen en talen. In de Hamlet van Shakespeare, in “Le Cid” van Corneille, zelfs, heel even, in de Faust van Goethe. Het is waar dat onze beperkte taalkennis het ons toen nog niet mogelijk maakte om die culturen dieper te exploreren. Maar het onderricht bracht ons een glimp van schatten die ooit ontsluierd zouden kunnen worden.
De leerlingen kregen een inleiding in het beste van onze menselijke cultuur en werden als het ware opgenomen in een collectieve cultuur waarover zij konden praten en meepraten: een culturele canon waaraan onze samenleving tegenwoordig, zo wordt beweerd in sommige politieke kringen, zo’n grote behoefte heeft.
Maar nu even praktisch. Is die “humaniora” van weleer niet langer marktconform, beantwoordt ze niet langer aan de meest dringende noden van onze samenleving? Ja, wij hebben een tastbare nood aan technisch opgeleide jongeren en het beroepsonderwijs moet dringend opgewaardeerd worden. Ondertussen heeft onderzoek evenwel uitgewezen dat studenten die zich bekwaamd hebben in humane studierichtingen, zelfs in de ‘nutteloze’ filosofie, het daarna niet minder goed doen op de arbeidsmarkt. Zij leren daar, om het kort en bondig te stellen, “goed lezen en schrijven” en dat weten vele werkgevers te waarderen.
Vanuit gelovig perspectief biedt “de humaniora” nog een ander, vaak te weinig onderkend voordeel. De culturele gevoeligheden en inzichten van grote (en kleinere) leermeesters bestuderen schept de mogelijkheid om grote levensvragen ter bespreking voor te leggen. Lezing van de Bijbel schept die mogelijkheid. Lezing van de Antigone en van de Apologie van Sokrates schept eveneens die mogelijkheid. Natuurlijk veronderstelt dat goede leraars. Maar goede leraars bestaan. Geef hun, en hun leerlingen, een kans.
Foto door Josh Withers