In de speeches bij de opening van het academisch jaar hoopten we vanuit de universiteiten in Nijmegen en Tilburg iets te horen over hun katholieke identiteit. Daarover helaas geen woord. Wel zag Jan Peters een opening zoals die hoort te zijn.
Het academisch jaar is in Nederland weer begonnen, zoals ieder jaar met een plechtige openingsceremonie. We waren er hier aan gewend dat deze gebruikt werd voor bestuurlijke monologen, waarin vooral het beleid van de overheid werd bekritiseerd en nieuwe bestuurlijke plannen van het universitaire bestuur werden ontvouwd.
Heel verschillend van wat politiek geïnteresseerden eigenlijk verwachtten.
Dit jaar was het anders. Wie naar de Radboud Universiteit kwam om te horen hoe men daar verder wilde omgaan met de katholieke identiteit na het conflict met de bisschoppenconferentie of naar de Universiteit van Tilburg om uit de mond van de nieuwe rector te horen hoe de universiteit haar katholieke herkomst opnieuw wilde profileren, kwam bedrogen uit.
En dit niet alleen omdat het door de coronabeperkingen onmogelijk was deze bijeenkomsten ‘live’ bij te wonen, maar vooral omdat de inhoud vaak heel verschillend was van wat politiek geïnteresseerden eigenlijk verwachtten.
Centraal dit jaar stond de blijdschap dat de universiteit weer ‘open’ mag, dat studenten en docenten weer echt met elkaar in gesprek kunnen gaan, dat studenten uit hun isolement kunnen komen. Opluchting alom en voorzichtige vreugde. Voorzichtig: de Nijmeegse rector vroeg de studenten in deze ceremonie tot twee keer toe met klem om vooral voorzichtig te blijven en het virus niet mee naar huis te nemen, wanneer ze in het weekend hun familie weer opzoeken.
Dat de vreugde nog getemperd was, bleek ook heel direct uit de grotendeels lege zalen waarin deze feestelijke openingen plaatsvonden. In Nijmegen mochten 75 mensen aanwezig zijn, in een zaal die normaal plaats biedt aan 1200 gegadigden. Een lastige taak voor de regie om die leegte niet te dominant aan de toeschouwers op het internet te laten zien.
Enthousiaste studenten die vreugde over hun (afgeronde) studie uitstraalden
In Nijmegen, in de Radboud Universiteit, was de opening zoals die eigenlijk altijd zou moeten zijn: een feestelijk welkom voor studenten (en natuurlijk docenten) bij het begin van het nieuwe jaar. Een stimulans ook om de studie met inzet en vertrouwen weer op te pakken of eraan te beginnen. Centraal stonden hier gesprekken die de voorzitter van het College van Bestuur ‘live’ hield met de zeven studenten die in hun eigen faculteit de prijs voor de beste masterscriptie hadden gekregen. Hij voerde de gesprekken in twee groepen rond een grote tafel, midden in de lege zaal. Er waren zeven enthousiaste studenten aan het woord, die vreugde over hun (afgeronde) studie uitstraalden en vol goede moed daarmee de wetenschap of de maatschappij binnen stapten.
De hele bijeenkomst stond in het teken van de studenten en hun docenten tot en met de Studenten Big Band, die het geheel muzikaal opluisterde, en een studenten dansgroep, die hun korte ballet helemaal via het internet had moeten instuderen.
Auteur Esther Gerritsen – in Nijmegen wordt traditioneel een schrijfster of schrijver uitgenodigd te spreken – sprak met name over haar eigen studentenervaringen aan de theaterschool Utrecht. Terugkijkend op haar teleurstellingen van toen, pleit ze nu voor “eerst leren luisteren, daarna kritisch luisteren” en “er is een bastion, een bubbel, een fort dat je vrijwillig bezoekt en waar je in kennis wordt ondergedompeld, als Obelix in een vat vol toverdrank”.
Zonder meer indrukwekkend was de voordracht van Ilse Meijer, studente culturele antropologie en filosofie. In het kader van het universitaire jaarthema “Vrijheid” sprak ze – afgewisseld met fluitmuziek en een artistieke beeldenpresentatie – over een bezoek van drie maanden aan haar familie in één van de 44 landen waar zij als lesbienne kon worden gearresteerd. Terugkijkend op die periode beseft ze hoe beperkt en westers haar reactie was: ze zweeg en ging ondanks de ervaring in haar studie niet het gesprek aan over wat gender voor de mensen daar betekent.
Vrijheid omschreef ze als het ontbreken van barrières voor zelfontplooiing, als het ervaren van kansen; en die ervaring heeft niet iedereen, ook niet in ons eigen land. Ze pleit voor het open gesprek, ieder mens is anders, en vooral voor het onbevangen luisteren. “Om iedereen zich veilig te laten voelen, aanvaard, welkom en vrij in deze wereld, om iedereen zich thuis te laten voelen in deze wereld, zullen we allereerst moeten luisteren.”
Een feestelijke stimulans met ook een duidelijk serieuze lading.
Jammer genoeg kon er maar een beperkt aantal studenten lijfelijk aanwezig zijn bij deze bijeenkomst, maar de ruimte die er was in de zaal, werd vooral voor hen ingeruimd.
Hopelijk hebben er veel studenten op het moment zelf via het internet meegekeken of later door anderen aangemoedigd alsnog via de website. Want dit was de opening van het Academisch Jaar, zoals die naar mijn idee zou moeten zijn: een feestelijke stimulans voor het nieuwe studiejaar, met ook een duidelijk serieuze lading.
Afbeelding: via Radboud Universiteit.