Hans is halverwege de tachtig en woont in een huis met leeftijdsgenoten. Ze verlangen ernaar dat het leven blijft stromen, maar wat te doen met de tegenstroom die ze ervaren?
Ik woon in een huis dat de naam Aqua Viva draagt, Levend Water. Er huizen vrijwel uitsluitend mensen die in de laatste fase van hun leven zijn en hier de zorg ontvangen die zij nodig hebben.
Vanuit mijn kamer kijk ik uit op een bron van stromend water, levend water, dat blijft stromen, het park in, de wereld in.
Opeens weet ik het, waarom de naam van ons huis een beeld is van ons zijn hier. We worden wel ouder, maar zouden toch willen blijven ‘stromen’. En voelen vaak een ‘tegenstroom’ in onszelf. Hoe blijf je een ‘stromend’ mens?
Ik herinner mij flarden van een sprookje dat ik ooit hoorde. Het droeg de titel ‘Het sprookje van het zand’.
Een rivier, die vanuit zijn bron in de verre bergen door allerlei landschappen stroomde, bereikte eindelijk het zand van de woestijn. Toen hij iedere hindernis was gepasseerd, probeerde de rivier ook deze woestijn te doorkruisen, maar hij bemerkte dat het water verdween, hoe snel hij ook door het zand stroomde. Hij was er echter van overtuigd dat het zijn bestemming was om deze woestijn te doorkruisen en toch zag hij geen weg.
Toen fluisterde een verborgen stem die van de woestijn zelf was: “De wind kan de woestijn oversteken en dat kan de rivier ook. Door als vanouds te stromen kom je er niet doorheen. Je zult óf verdwijnen óf een moeras worden. Er lijkt maar één mogelijkheid: je door de wind eroverheen laten dragen, naar je bestemming toe. Je moet je laten opnemen door de wind.”
“Laat dat maar aan de wind over”
Dat idee kon de stroom niet aanvaarden. Goedbeschouwd was hij nooit eerder opgenomen. Hij wilde zijn persoonlijkheid niet verliezen. Want als je die eenmaal verloren had, hoe kon je dan weten dat je die ooit terug kon krijgen? “Laat dat maar aan de wind over”, zo kwam de stem uit het zand, “de wind vervult die taak. Hij neemt het water op, draagt het over de woestijn heen en laat het dan weer los. Door het als regen te laten vallen wordt het water weer een rivier.”
En de rivier gaf zijn verzet op. Hij gaf zijn damp over aan de verwelkomende armen van de wind, die hem teder en gemakkelijk omhoog droeg en hem vervolgens, toen ze de top van een berg aan de overkant bereikten, zachtjes liet vallen.
Sprookjes moet je niet uitleggen. Ze moeten voor zichzelf spreken, beeldend laten zien wat er in werkelijkheid aan het gebeuren is. Voor mij is dit sprookje en daarmee ook die bron waarop ik uitkijk, een beeld van wat er in huize Aqua Viva met ons aan het gebeuren is. We voelen ons ouder worden en zouden toch willen blijven stromen.
Dat kan ten slotte alleen als we ons laten opnemen door de wind – zou dat de roeach zijn die met Pinksteren over en in ons werd uitgeblazen? – en als we ons daardoor laten dragen door de woestijn. Die wind zet je over, brengt je naar de overkant, laat je verder stromen, als levend water, stromend van leven naar Leven.
De afbeelding boven het artikel is de bron waar Hans van Leeuwen SJ vanuit zijn kamer zicht op heeft.