Rechtsfilosoof Andreas Kinneging uit stevige kritiek op onze cultuur. Guido Dierickx las zijn lijvige boek De onzichtbare maat. Grotendeels instemmend, hoewel een nuancering op zijn plaats zou zijn.
De cultuur van onze samenleving is een rivier waarop we ons kunnen laten meedrijven. Of waar wij tegenop kunnen roeien wanneer wij menen dat die de verkeerde kant uitgaat. Eén van die cultuurcritici is Andreas Kinneging en hij laat zijn stem horen in een lijvig boekwerk De Onzichtbare Maat.
Alles wordt onderworpen aan technische bruikbaarheid, alles wordt verhandeld op de economische markt.
In deze bijdrage eerst een poging om de kerngedachte weer te geven van de cultuurkritiek die hij in het eerste deel ontwikkelt en waarmee wij het grotendeels eens kunnen zijn. Om te besluiten met enkele eigen bedenkingen bij zijn soms al te felle betoog. Het tweede en het derde deel gaan over de voorheen dominante Platoonse en christelijke cultuur waarvan hij de verzwakking betreurt. Die laten we hier buiten beschouwing.
Onze cultuur wordt, tot spijt van Kinneging, in grote mate bepaald door de Verlichting in de achttiende eeuw en door de daarop reagerende Romantiek in de negentiende eeuw. In tegenstelling tot het mensbeeld in de Platoons/christelijke traditie, meende de Verlichting dat de mens zijn vele begeerten niet hoorde te bedwingen maar integendeel zo veel mogelijk moest bevredigen om gelukkig te worden. De technologische vooruitgang en de groei van de economische markt zouden dat mogelijk maken. Daartegen stelden de denkers van de Romantiek dat de mens niet zijn vele oppervlakkige begeerten mocht koesteren, maar dat hij veeleer de rijkdom van zijn eigen natuur, van zijn eigen diepste gevoelens, naar boven moest brengen.
Beide mensbeelden hebben volgens Kinneging ingrijpende en overwegend nefaste gevolgen gehad tot op de dag van vandaag. Beide hebben aan hun vele aanhangers de hemel op aarde beloofd. Zij hebben bij hen een mateloze en eenzijdige ambitie losgemaakt.
Neem de Verlichting. Volgens haar zijn de menselijke begeerten talloos en mateloos en om ze te bevredigen mag de mens alles gebruiken en verbruiken waarop hij de hand kan leggen. Alles wordt onderworpen aan technische bruikbaarheid, alles wordt verhandeld op de economische markt. Zagen we dat niet gebeuren in de uitbuiting van slaven en arbeiders? Zien we dat niet gebeuren in de uitbating en de uitputting van de natuur? Ja, er werd al vroeg aan toegevoegd dat de mensen elkaar geen schade mochten berokkenen, maar in werkelijkheid is men er niet in geslaagd de aangerichte schade tijdig te overzien. Sociologen zouden hier gewagen van instrumenteel individualisme.
Ook dat zal leiden tot een mateloze ambitie waardoor de individuen elkaar en ook zichzelf niet meer begrijpen.
De romantische reactie had meer respect voor het mysterie van mens en natuur. Zij wilde dat iedere mens zou vertrouwen op zijn gevoel en zo zijn eigen mysterie zou ontwikkelen en tot uitdrukking brengen. “Zelfontplooiing” van het individu, zo luidde en luidt de slagzin. Sociologen zouden hier gewagen van expressief individualisme. Ook dat zal leiden tot een mateloze ambitie waardoor de individuen elkaar en ook zichzelf niet meer begrijpen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de kunst die de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie moet worden. Een kunst die zich onttrekt aan de wetten van het figuratieve en van de welluidendheid en waarin individuen de roerselen van hun ziel menen bloot te leggen.
Op het verlangen van de moderne mens staat bijgevolg geen maat meer. Objectieve criteria om te onderscheiden tussen mooi en lelijk, tussen goed en kwaad, worden niet meer algemeen aanvaard. Alle onderscheid is een kwestie van individuele subjectieve voorkeur.
Wel zijn er nu twee publieke waarden waarop te pas en te onpas een beroep wordt gedaan: gelijkheid en vrijheid. Gelijkheid werd ten tijde van de Franse Revolutie ingeroepen om de feodale ongelijkheid ongedaan te maken. Vrijheid werd ten tijde van de Amerikaanse Revolutie ingeroepen om het juk van het Engelse moederland af te schudden.
Deze twee waarden blijven sindsdien ons samenleven domineren. Maar de cultus van die twee waarden is voor Kinneging een geringe troost. Meer vrijheid om zijn persoonlijke gevoelens te etaleren, om eigengereide kunst te bedrijven. Meer gelijkheid tussen ouders en kinderen, tussen docenten en leerlingen, tussen gezagsdragers en onderdanen, ook als zo de samenwerking tussen mensen in het honderd loopt.
Het toepassen van beide beginselen wordt niet enkel problematisch wanneer dit leidt tot utopische excessen. Beide zijn niet goed met elkaar de verzoenen. In het politieke forum eisen de rechtse krachten de voorrang op voor de vrijheid, de linkse voor de gelijkheid. Die spanning zal nooit opgelost worden. In het ergste geval zal de vrijheid opgeofferd worden aan de gelijkheid, met name aan een dictatuur die alle burgers tot gelijkheid dwingt. Dat vreesde De Tocqueville, die tijdens de Franse Revolutie de terreur van Robespierre aan het werk had gezien. Dat vrezen zij die een herinnering bewaren aan Stalin, Mao en Pol Pot.
Kinneging de cultuurcriticus is ook een cultuurpessimist.
Het felle betoog van Kineging zou baat vinden bij enige nuance. In onze samenleving zijn ook nog andere strekkingen werkzaam, strekkingen die naast gelijkheid en vrijheid nog andere waarden hanteren en die daarom minder eenzijdig zijn. Broederlijkheid bijvoorbeeld, die toch ook hoog in het vaandel van de Franse revolutionairen stond en die heden “solidariteit” wordt genoemd.
Kinneging geeft het toe: die is nog werkzaam in grote en kleine gemeenschappen, in families, buurten en dorpen, in kerkgemeenschappen en verenigingen. Zij is de erfgename van de grote Griekse en christelijke traditie, van Athene en Jeruzalem waaraan hij vele bladzijden wijdt in het tweede en derde deel van zijn boek. Maar zij verzwakt en dat belooft niet veel goeds. Kinneging de cultuurcriticus is ook een cultuurpessimist. Wordt hij niet op zijn beurt een beetje eenzijdig?
De Onzichtbare Maat – Archeologie van Goed en Kwaad. Andreas Kinneging. Prometheus, Amsterdam 2020. 640 blz. € 27,50
Afbeelding: uitsnede van Effecten van goed bestuur in de stad, door Ambrogio Lorenzetti