
Jan Peters sj hoort de minister van Financiën opgewekt een sluitende begroting presenteren op prinsjesdag. Maar is die bewering wel helemaal eerlijk als je een stapje terug doet en er dan nog eens naar kijkt?
In Nederland is de derde dinsdag in september traditioneel de dag waarop de koning de jaarlijkse troonrede uitspreekt: een tekst waarin het kabinet openbaart wat zijn plannen voor het komende parlementaire jaar zijn.
De media waren er helder over, variërend van “beleidsarm” tot “beleids-loos”, dit document
Dat was wel moeilijk dit jaar. Wat kan een kabinet dat steunt op nog geen kwart van de parlementsleden en met het vooruitzicht op nieuwe verkiezingen in oktober – en dus vanaf dat moment een nieuw parlement met wellicht nieuwe prioriteiten – nog voor plannen ontvouwen voor het komende jaar?
Het was dan ook een korte troonrede met wellicht als belangrijkste thema: laten we open gaan samenwerken en een sterk coherent kabinet vormen. Je zou zeggen: een logische oproep na het rampzalige huidige kabinet, dat in het ene jaar van zijn bestaan tot tweemaal toe een partner zag vertrekken: eerst de partij van Wilders, daarna die van Omtzigt. Logisch eigenlijk; toch probeerde Wilders dit op zijn gebruikelijke manier als “slappe hap” onderuit te halen.
Dat was de ochtend. Even traditioneel komt diezelfde middag de minister van financiën – met het even traditionele koffertje – de begroting voor het komende begrotingsjaar aan de Tweede Kamer overhandigen. De begroting voor 2026? Dan zit er toch een nieuwe Kamer en wellicht een nieuw kabinet (ergens in 2026?). En de stemmingen over deze begroting vinden dit jaar pas plaats na de verkiezingen, dus door een nieuw samengestelde Kamer. Wat wil je dan als minister van financiën of als kabinet? De media waren er helder over, variërend van “beleidsarm” tot “beleids-loos”, dit document.
Hoe staat het met onze gezamenlijke financiën?
Minister Eelco Heinen gaat er prat op, dat hij het afgelopen jaar de hand aan de knip heeft gehouden en geen overschrijding van de begroting heeft toegestaan. Logisch voor een minister uit de VVD, een partij die altijd pal heeft gestaan voor een streng uitgavenplafond: je mag de problemen niet voor je uitschuiven, potverteren en een volgende generatie met de problemen opzadelen. En toch: was hij echt zo streng? Er waren in het verleden enkele forse reserves opgebouwd voor de grote problemen waarmee ons land wordt en zal worden geconfronteerd, vooral voor het milieu en de oplossing van de stikstofcrisis. Dit kabinet heeft deze reserves grotendeels leeg gehaald om het vrijgekomen geld te bestemmen voor korte termijnbeleid. En dit vooral om tegemoet te komen aan de heel verschillende prioriteiten van de achterban van de vier deelnemende partijen. Toen dat geld op was, heeft Wilders met zijn partij (de grootste) het kabinet verlaten en het zodoende laten vallen, nog geen jaar na de start. Toen het geld op was, of omdat het geld op was en duidelijk bleek dat er geen middelen meer over waren voor alle verkiezingsbeloften die hij had gedaan?
Zicht houden op een verdere toekomst vraagt ook om een stevige financiële discipline en een kabinet dat moeilijke beslissingen niet uit de weg gaat
Het kabinet is binnen het begrotingsplafond van de Europese Unie gebleven (in tegenstelling tot Frankrijk). Maar door die reserves leeg te halen zadel je toch de komende generaties met de problemen op. Het werk zal toch worden gedaan, maar de pot is leeg en alles komt ten laste van de dan lopende begroting. Had de minister zich ook niet tegen deze uitgaven moeten verzetten? Nu kondigt hij aan, dat de begroting voor 2026 nog sluitend is, maar dat daarna financieel lastige jaren komen.
En het komend jaar? Trots stelt het kabinet, dat de begroting voor 2026 sluitend is en dat (bijna) iedereen er in bestedingsruimte (een klein beetje) op vooruit gaat. Maar er zitten prognoses in voor een lagere afdracht aan de EU en minder kosten voor de opvang van asielzoekers, terwijl uitgaven voor de verhoging van de defensielasten toch naar de toekomst worden doorgeschoven.
Het komende kabinet en de volgende minister van financiën daarin krijgen dus een stevige en niet prettige klus. Een reden temeer om naar een samenstelling te zoeken die sterk en coherent is, zonder mogelijke weglopers tijdens de rit, omdat het allemaal wat tegenvalt. Het verlaten van het korte termijnbeleid en het zicht houden op een verdere toekomst vraagt ook om een stevige financiële discipline en een kabinet dat moeilijke beslissingen niet uit de weg gaat maar daarvoor wel het nodige maatschappelijke draagvlak zoekt.
Beeld: © Ministerie van Financiën