Wie niet mee kan of wil met technologische vernieuwingen, vormt een hindernis voor de rest van de samenleving. Ontstaat er een nieuw digitaal proletariaat?
In de supermarkt met lange wachtrijen aan alle kassa’s. Gelukkig sta ik aan een kassa waar slechts één oude dame haar aankopen op de band heeft gelegd. Een ware buitenkans! Maar nee, toch niet. Want die dame is diep in haar handtas aan het zoeken naar de juiste muntjes. Waarom heeft ze geen bankkaart om elektronisch te betalen? Weet ze niet dat klanten zonder bankkaart een last zijn voor klanten met een bankkaart? Ach, ze is oud, ze kan niet meer mee.
Die dame zonder bankkaart is een teken van onze tijd. Ze behoort tot de klasse van mensen die niet meekunnen. Zoals mensen zonder laptop ook niet meekunnen en bedremmeld moeten toegeven dat ze dat belangrijke document niet per mail kunnen toezenden. Die hebben de uitdaging van het nieuwe tijdperk niet aangedurfd. Onze samenleving is hard voor trage mensen. Wie de sprong naar de elektronische nieuwigheden niet waagt, wordt veroordeeld tot het statuut van achterblijver. Ze zijn tot last van al wie wel de documenten onmiddellijk kan doormailen, van al wie achter hen in de rij staan. Vroeg of laat zullen ze te voelen krijgen wat hun besluiteloosheid voor anderen meebrengt.
Niet meegaan met de vooruitgang is erg, maar wel meegaan ook
Meegaan met vernieuwingen wordt door velen aanzien als een plicht maar meegaan met alle vernieuwingen is niet altijd een pretje. Wie meegaat, kan meer ongemakken verwachten dan aanvankelijk voorzien. In de knoei zitten met de nieuwe software van de laptop is een vreselijke manier om je schaarse vrije tijd te besteden. Voor beginnelingen is nieuwigheden aanleren altijd minder gemakkelijk dan de gevorderden hun voorspiegelden. Al was het maar omdat ze na het aanschaffen van die nieuwe laptop te maken krijgen met vele wachtwoorden die alle onthouden moeten worden en onvermijdelijk ook vergeten kunnen worden. Kortom, niet meegaan met de vooruitgang is erg, wel meegaan is ook erg.
Maar terug naar die dame met haar koperen muntjes. Wat zou pas heel erg zijn? Het allerergste zou zijn dat die dame geen bankkaart heeft omdat ze niet het inkomen heeft om er de bankrekening mee te openen die recht geeft op een bankkaart. Zij is elektronisch arm omdat zij economisch arm is.
Wie achterblijft in het ene blijft dikwijls ook achter in het andere. Handicaps zijn niet altijd maar toch dikwijls cumulatief. Er zijn altijd mensen geweest die achterbleven omdat ze economisch of cultureel of sociaal armer waren dan anderen: minder rijk of minder geletterd of minder levensstijl. En er zijn helaas ook altijd mensen geweest die heel ver achterbleven omdat ze leden aan die drie vormen van armoede tegelijk. Proletariërs werden die vroeger wel eens genoemd. En wat zien we nu? Zien wij nu het ontstaan van een nieuw, van een elektronisch én economisch én sociaal proletariaat?
Daarop volgt de traditionele vraag: zijn zij gevaarlijk voor ‘de elite’? Koesteren die nieuwe achterblijvers een zekere wrok? Achterblijven in onze samenleving waarin snelle communicatie zo belangrijk is geworden, is immers bijzonder pijnlijk. En als die pijn tot wrok leidt, leidt die wrok dan tot opstandig gedrag? Komt die wrok politiek tot uiting in bewegingen zoals het populisme? Alleszins worden die nieuwe proletariërs gedwongen tot het besef dat ze in het moderne leven niet helemaal meekunnen en dat het zelfs hun schuld is dat ze niet meekunnen. Er zijn genoeg elektronische bevoorrechte medemensen, die terecht geloven in de zegeningen van het elektronisch tijdperk, om hen aan hun handicap te herinneren. Die hun er telkens weer op wijzen: “Ik heb een iPad. Jij nog niet?”