In de strijd om de laatste twijfelende kiezers worden inhoudelijke argumenten het eerste overboord gegooid. Vlaming Guido Dierickx troost zijn noorderburen, die zich over het niveau van het verkiezingsdebat beklagen: ’t is elders niet beter.
In deze verkiezingstijd hoor ik mijn Nederlandse vrienden steeds meer klagen over de verschraling van de politieke debatten in hun publieke forum. Die gingen steeds meer over het vóórkomen van de kandidaten en steeds minder over hun beleidsprogramma’s. Met dit stukje wil ik mijn noorderburen geruststellen. In andere landen gaat het er ook zo aan toe en dat ten gevolge van een harde politieke wetmatigheid. Ook in de VS is Ann Romney welhaast nieuwswaardiger geworden dan haar Mitt en zijn republikeins programma.
De electorale logica wil dat de propaganda zich richt op de juiste doelgroep, op de kiezers die nog geen keuze hebben gemaakt en die nog te overtuigen zijn, liefst met zo weinig mogelijk moeite. Dat zijn niet de burgers die trouw zijn aan een bepaalde partij en/of ideologie. Dat zijn wel de onbeslisten. Die zijn talrijker dan vroeger en die zijn de moeite van het aanpakken waard. Wat doet dan een partijstrateeg?
Kiezers vinden de argumenten al gauw te complex worden
Eerste strategie. Die informeert je over de strijdpunten die de inzet vormen van de verkiezingen en die biedt je argumenten om de ene beleidsoptie ter zake te steunen en de ander te verwerpen. Dat zou een debat moeten opleveren met een hoog informatief gehalte. Ik las de lezersbrieven in de New York Times over de schietpartij in Aurora, Colorado. Moet de overheid daar de wapendracht van alle burgers verbieden om die van de booswichten te bemoeilijken of moet zij de wapendracht van alle onschuldige burgers bevorderen om het optreden van bewapende booswichten te bemoeilijken? Daarbij argumenten over en weer die zo niet overtuigend dan toch symptomatisch zijn voor de kwaliteit van de publieke opinie. Helaas, dergelijke informatieve debatten hebben weinig vat op de onbesliste kiezers. Die vinden de argumenten al gauw te complex worden. Liever een meer simpele strategie.
Geert Wilders en Mark Rutte bij het Jeugdjournaal-verkiezingsdebat.
De tweede strategie: de kiezers gevoelig maken voor een probleem waarvoor slechts één aanvaardbare beleidsoptie voorhanden is. Bijvoorbeeld de opwarming van de aarde. Als een kandidaat eenmaal bekendheid heeft gekregen als degene die aan dit ene probleem iets kan en zal doen, moet zijn tegenstander aandacht vragen voor een nog gevoeliger probleem, bijvoorbeeld de bestrijding van de misdaad. Het debat tussen dergelijke gevoeligheden is gemakkelijk te volgen. De aangevoerde informatie is elementair, maar wel zwaar emotioneel geladen. Ze leidt niet tot perplexiteit bij de kiezers omdat ze door de politieke tegenstander niet wordt tegengesproken maar enkel geïgnoreerd.
Er is nog een derde strategie. Hier gaat het debat over het voorkomen van de kandidaten, over hun welsprekendheid, over hun charme (desnoods over die van hun wederhelft) en dies meer. Dit debat heeft erg weinig informatieve waarde, maar kan heel nuttig zijn om de laatste onbesliste kiezers over de streep te trekken. Dat is de logica die wij aan het werk zien naarmate de verkiezingen naderen. Hopelijk vinden mijn Nederlandse vrienden in deze beschouwingen enige troost. In hun land gaat het er in de politieke debatten niet erger aan toe dan elders. Maar helaas, ook niet beter.