Het hoogste recht, zo constateert Paul de Blot, is soms het hoogste onrecht. Een pleidooi voor een humaan immigratierecht.
Ik las in de krant het trieste verhaal van een Marokkaanse moeder die al enkele weken in vreemdelingendetentie zit, in afwachting van haar uitzetting. Ze is al 10 jaar met een Nederlander getrouwd maar kan geen verblijfsvergunning krijgen omdat haar man een te laag inkomen heeft. Haar kinderen, de oudste acht jaar en de jongste twee jaar, hebben wel de Nederlandse nationaliteit en blijven dus in Nederland. Door de wet worden moeder en kinderen radicaal gescheiden. Ik heb me afgevraagd hoe dit mogelijk is. Het kinderrecht wordt door de VN duidelijk omschreven als het recht om bij de ouders te leven en op omgang met beide ouders.
Inderdaad zijn hierover in het regeerakkoord duidelijke afspraken gemaakt en is het beleid vastgelegd in wetgeving. Maar soms is het hoogste recht ook het hoogste onrecht. Dan komt de bekende vraag uit de rechtsfilosofie wat de bedoeling is van de wetgever. Uiteindelijk gaat het om mensen, om het welzijn van het volk. Om dit te beschermen zijn er regels gekomen om het welzijn van het volk te vergroten en te bestrijden wat schadelijk is. Het welzijn wordt geschaad door mensen die dit welzijn aantasten, zoals door de illegalen. Dat is duidelijke taal. Daarvoor zijn er wetten over immigratie gekomen.
Ik vraag me af wat de verantwoordelijke bewindslieden zouden voelen als dit hun eigen kinderen overkwam
Maar daarnaast spreken ook de rechten van de mens duidelijke taal. Daarin staat dat een kind bij zijn ouders hoort en daar niet van gescheiden mag worden. Deze mensenrechten zijn ook in onze wetgeving opgenomen. Er moet dus op de een of andere manier een wissel verkeerd staan waardoor de immigratie op een verkeerd spoor is geraakt. Het is daarom de taak van het politieke beleid het immigratierecht op dit punt aan te passen.
Daarnaast komt de vraag wat de schade van zo’n wisselstoring is om jonge kinderen van hun moeder te scheiden. Een dergelijke traumatische ervaring in de jeugd kan diepe sporen achter laten in het leven. Voor die schade is het politieke beleid ook verantwoordelijk. Het gaat niet om verboden smokkelwaar maar om levende mensen van vlees en bloed, om uiterst kwetsbare kinderen die nog volledig afhankelijk zijn van hun ouders. Is het geen extra zorg voor de staat en de maatschappij om vier traumatische kinderen zonder moeder op een fatsoenlijke manier op te voeden?
Ik vraag me ook af wat de verantwoordelijke bewindslieden bij zo’n uitzetting zouden voelen als dit hun eigen kinderen overkwam. De wet is en blijft een middel om de rechten van de mens te beschermen. In de wetgeving gaat het uiteindelijk altijd om mensen, waarvoor we allen verantwoordelijk zijn, ook de wetgever. Ik hoop daarom dat deze menselijkheid ook de verantwoordelijkheid aanspreekt van de beleidsmakers.
Dit artikel verscheen eerder op Paul de Blots Weblog over Business Spiritualiteit. Afbeelding boven dit artikel: Stock.xchng.