Volgens socioloog Mark Elchardus hebben rechters inderdaad te veel macht. Hij pleit voor een revolutie: weg met de juristocratie, zodat het laatste woord weer uit de stembus komt. Jan Velaers, hoogleraar staatsrecht, reageert.
In een democratische rechtsstaat komt het toe aan de meerderheid van de door het volk verkozen vertegenwoordigers om de wet te stellen, zonder daarbij echter de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers en van de minderheden te schenden. In de negentiende eeuw ging men ervan uit dat die meerderheid alleen aan het kiezerskorps verantwoording moest afleggen. De ervaringen met totalitaire regimes in de tweede helft van de twintigste eeuw brachten bijna alle Europese staten ertoe om aan nationale Grondwettelijke Hoven en aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de opdracht te geven om de overeenstemming van wetten met de Grondwet of met de mensenrechtenverdragen te beoordelen.
Activistische rechters in Straatsburg die hun kosmopolitische ideologische visie opleggen
Dit model van de democratische rechtsstaat staat in onze tijd soms onder druk. Niet alleen in Oost-Europese landen, zoals Polen en Hongarije, hebben machthebbers het moeilijk met hun grondwettelijke hoven en pogen ze deze in hun greep te krijgen door een doorgedreven politisering van hun samenstelling. Ook in verschillende West-Europese landen klinken soms kritische geluiden door over rechterlijke uitspraken die ingaan tegen de wil van de meerderheid van de bevolking.
In België roert vooral Mark Elchardus de trom. In Reset, de recente bestseller van deze socioloog (emeritus van de Vrije Universiteit van Brussel), komt een hoofdstuk voor met de titel ‘Een nieuwe revolutie: weg met de juristocratie’. Hij hekelt daarin wat hij “het ondergeschikt maken van de volkssoevereiniteit aan de uitspraken van rechters” noemt en haalt vlijmscherp uit naar de activistische rechters in Straatsburg die hun kosmopolitische ideologische visie opleggen aan de lidstaten van de EU.
Voor Elchardus moet het laatste woord niet uit de mond van de rechter maar uit de stembus komen. Geen “juridische suprematie” maar “politieke suprematie”. Hij pleit dan ook voor de afschaffing van wat hij “sterke vormen van juridische toetsing” noemt, namelijk deze “waarbij rechters de macht krijgen wetten en beleid ongedaan te maken zonder mogelijkheid van beroep tegen hun uitspraken.” Elchardus beoogt niet de rechterlijke toetsing zonder meer af te schaffen, maar hij stelt voor “een volksberoep” mogelijk te maken “waarbij het parlement bij bijzondere meerderheid kan beslissen de uitspraak niet te volgen.”
Zonder te verhelen dat ik het boek op vele vlakken uitermate boeiend, instructief en pertinent vond, beperk ik me hier tot een kritische bespreking van het hoofdstuk over de “juristocratie”. Het gaat hier niet om een nieuw debat. Integendeel, het is een klassieker in de constitutionele theorie. Uiteindelijk gaat het om de vraag op welke wijze we “democratie” en “rechtsstaat” met elkaar verzoenen. In een rechtstaat is de macht van de meerderheid beperkt. We leven immers niet in een ongebreidelde machtsstaat, waar het recht van de (numeriek) sterkste geldt. Ook de macht van de rechters is uiteraard niet onbeperkt. Zij moeten zich immers aan het recht houden.
Achtergrond, persoonlijkheid en ideologie van de rechter kunnen dan een rol spelen
Rechtspreken is echter mensenwerk. Vaak immers is de wet voor verschillende interpretaties vatbaar. Zeker over de betekenis van de soms ruim geformuleerde teksten over mensenrechten kunnen redelijk denkende mensen van mening verschillen. De achtergrond, de persoonlijkheid, de ideologie van de rechter kunnen dan een rol spelen.
Desalniettemin opteren bijna alle Europese staten – en weldra ook Nederland, zo blijkt uit het recente regeerakkoord – voor grondwettigheidstoetsing door rechters. Dit komt voort uit de lessen uit het verleden en uit het oordeel dat deze hoven nog steeds een waarborg voor de bescherming van fundamentele rechten en vrijheden zijn.
Elchardus deelt dat oordeel blijkbaar niet. Veel concrete voorbeelden van uitspraken van “wereldvreemde rechters” die haaks staan op het “rechtvaardigheidsgevoel van de bevolking” las ik nochtans niet in zijn boek. Wel neemt hij de rechtspraak van het Straatsburgse Hof in migratiezaken op de korrel. De wijze waarop dit Hof de “menselijk waardigheid” daarbij als richtsnoer hanteert en zich toegeeflijker opstelt ten opzichte van immigratie dan (de meerderheid van) de volkswil, heeft inderdaad niet altijd iedereen overtuigd. Dat in een zo controversiële aangelegenheid ook de rechtspraak vaak controversieel is, is wellicht moeilijk te vermijden.
Een revolutie waarmee we buit de rechtstaat komen
Rechters in constitutionele en Europese Hoven zijn zich veelal bewust van hun delicate opdracht om zowel aan de democratie als aan de rechtsstaat “recht” te doen. Vaak – volgens sommigen zelfs al te vaak – laten ze daarom aan de beleidsmakers een ruime marge voor appreciatie. Ook hun samenstelling, die veelal de verschillende tendensen in de samenleving weerspiegelt, is van aard om kortsluitingen met de ruime publieke opinie te vermijden. Helemaal uit te sluiten zijn die uiteraard niet. De remedie die Elchardus dan vooropstelt, het zogenaamde “Volksberoep”, bestempelt hij zelf terecht als een “nieuwe revolutie”. Een revolutie waardoor we ons inziens ter wille van de democratie wel buiten de rechtsstaat terechtkomen.