‘It could be me, it could be you’, luidt het thema van Wereldvluchtelingendag 2015. Een overweging over het menselijke gelaat van de vluchtelingenproblematiek.
Van de Vlaamse schrijver Karel Jonckheere verscheen in 1970 een kort reisverhaal met als titel Ik had die man kunnen zijn. Daarin vertelt hij hoe hij in de eenzaamheid van de savanne in het binnenland van Afrika toevallig een jong inlands paar ontmoet. Tot een gesprek komt het niet, alleen met gebaren is communicatie mogelijk. Na een poos trekt het stel verder, terwijl de schrijver hen nakijkt. Voor ze in een bocht van de weg uit zijn gezicht verdwijnen, maakt hij de balans op van deze kortstondige ontmoeting:
Het toeval bracht drie gelijkaardige wezens bijeen. Kleur, kledij en beschaving lossen zich op, talen worden herleid tot gebaren en zwijgzaamheid. Wij zijn onder elkaar uitwisselbaar. Het kost mij niet de minste moeite om het me voor te stellen: hij had mijn naam kunnen dragen, ik had die man kunnen zijn.
De ervaring die Jonckheere beschrijft overkomt mij vaak bij mijn wekelijkse bezoek aan het gesloten centrum voor vreemdelingen. Hier zit een honderdtal mensen opgesloten, mannen en vrouwen uit de hele wereld. De meesten zijn tussen de twintig en de vijfendertig jaar, enkelen wat ouder. Het zijn allemaal mensen ‘zonder papieren’, die het bevel gekregen hebben om het land te verlaten en wachten op hun uitzetting.
Ik kan weinig voor ze doen, alleen er zijn en luisteren. Luisteren naar hun verhaal, hun angsten, hun verwachtingen, hun vrees voor de toekomst. Allemaal wilden ze in ons land een beter leven opbouwen. Die droom wordt nu op een brutale manier afgebroken. Kwaadheid, verdriet, onmacht, wanhoop… Ik luister en probeer hen te ondersteunen. En dan overkomt het mij vaak met een schok: “Ik had die man kunnen zijn, hij had mijn naam kunnen dragen.”
De Verenigde Naties hebben 20 juni uitgeroepen tot internationale dag van de vluchteling. Het thema voor 2015 luidt: It could be me, it could be you. Het hadden evengoed u of ik kunnen zijn. Vluchtelingen, mensen zonder papieren, zijn mensen als u en ik. Als we over hen spreken is het meestal in algemene bewoordingen: de vluchtelingen, de migranten, de illegalen.
Jezus zegt: “Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen”
De publieke opinie schildert deze anonieme groep af als een bedreiging: voor onze welvaartsstaat, de nationale veiligheid, onze culturele en religieuze identiteit. Dat verandert als je concrete mensen leert kennen, naar hen luistert en hen in de ogen kijkt. Het blijken mensen te zijn als u en ik, met dezelfde verwachtingen, zorgen, vreugde en verdriet, met dezelfde droom van een gelukkig leven. Wij worden onder elkaar uitwisselbaar. Ik had die man, die vrouw kunnen zijn.
Nog een andere ‘uitwisseling’ is denkbaar. In het evangelie zegt ook Jezus: “Ik ben die man.” In het 25e hoofdstuk van Matteüs identificeert Jezus zich met de vreemdeling: “Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen.” Als de mensen dan vragen: “Heer, wanneer hebben we U als vreemdeling gezien en U opgenomen?”, antwoordt Hij: “Al wat je een van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je Mij gedaan.”