Is de jaarlijkse Dodenherdenking op 4 mei nog relevant voor een jonge generatie? Zeer zeker, meent Bert ten Berge SJ, die in de oorlog een broer verloor. Een column.
In het Friese Palen bij Ureterp, ergens in 1944 ligt de vroegste herinnering van mijn kinderjaren. Ik ben vier jaar oud en ben met mijn vader op bezoek bij een boerengezin. Dat gezin heeft mijn oudste broer Koos, 19 jaar oud, medicijnenstudent in Groningen, als onderduiker opgenomen, om hem te behoeden voor de Arbeitseinsatz. Op ‘de bleek’ speel ik met Wietse, leeftijdgenootje en een van de kinderen van de boer. Hij noemt mijn broer Lieuwe. Ik zeg: hij heet Koos. Niet waar, zegt Wietse, hij heet Lieuwe. Koos! Lieuwe! Huilend van woede komen we de huiskamer binnen. Onze ouders stellen ons gerust. Jullie hebben allebei gelijk. Hier heet hij Lieuwe, in Groningen Koos.
Een jaar later ben ik op Ameland bij een tante geëvacueerd om de hongerwinter door te komen. Grote delen van Nederland zijn al bevrijd. Mijn broer had zich ondertussen bij het verzet aangesloten. Ze hadden hem nodig om met zijn kennis van het Engels verbinding te leggen met de geallieerden. Het verzet begon alvast met het oppakken van NSB’ers. Mijn broer kreeg een geweer in handen en moest die mensen bewaken in een boerderijcafé in Ureterp.
Op 14 april komt een paard-en-wagen met Duitse soldaten erop door het dorp. De leider van het verzet schiet de paarden dood en denkt deze Duitsers te kunnen inrekenen. Deze gaan het gevecht aan. Mijn broer zit in een ondiepe greppel langs de weg en vlucht naar het portiek van een huis aan de overkant. Vlak voor de deur wordt hij in zijn rug geschoten, dood, 20 jaar oud, drie weken voor de bevrijding. “Was het nodig of was het een vergissing?” staat er op een plaquette ter herinnering.
Op zijn bidprentje staat: “Ik zou mijn Vader niet meer in de ogen durven kijken, als ik niet aannam te strijden voor de vrijheid.” Hij krijgt een ereplaats op het katholiek kerkhof van Groningen. Mijn verdere leven is door de oorlog en de verhalen daarover bepaald.
De band met onze Duitse familie was verbroken en mijn vader was woedend als er toevallig een Duitse zender op de radio aanstond. Tot 1951. Toen kwam Hermann, een Duitse neef, zelf zwaargewond geraakt in de oorlog, op verkenning en voor verzoening in Groningen. Een andere neef, Nico de Both, schrijft daarover in Een straat in oorlogstijd, een boek met oorlogsherinneringen aan de Anna Paulownastraat in Groningen, één straat verder dan de onze: “Toch lukte het mijn tante Anna om vanuit haar geloof tot een geleidelijke vergeving te komen, mede door het feit dat Hermann zelf de oorlog ternauwernood overleefd had en een aantal aangetrouwde Duitse familieleden gesneuveld was.” Die tante Anna was mijn moeder.
Ondanks alle verhalen zou het toch nog tot mijn twintigste duren voordat de volle omvang van het Holocaustdrama tot me doordrong. Had het nog zin om in een wereld te leven waarin zoiets verschrikkelijks kon gebeuren? Ik heb met die angst geworsteld, me vasthoudend aan mensen zoals Viktor Frankl en Etty Hillesum – de eerste heeft Auschwitz overleefd, de tweede niet – en aan het evangelie van Jezus, gekruisigd en opgestaan ten leven.
Sinds ik volwassen ben loop ik altijd mee met de Dodenherdenking op 4 mei. Ter ere van mijn broer, zoals mijn ouders dat elk jaar deden, maar ook ter ere van al die andere slachtoffers van de oorlog toen en van het geweld in onze dagen nu. Als docent op het Stanislascollege in Delft heb ik een aantal jaren lang een delegatie van leerlingen begeleid, die namens alle middelbare scholieren van Delft op 4 mei een bloemstuk leggen bij het verzetsmonument. De stille mars en het leggen van de bloemen doen hen beseffen wat er in het voor hen verre verleden is gebeurd, wat er nu elders gebeurt en welk een voorecht het is om in een vrij land te mogen leven.
De Dodenherdenking afschaffen? Nee, liever niet. Laat het maar elk jaar op 4 mei ’s avonds even helemaal stil zijn in ons land om de slachtoffers van geweld te gedenken, om gevoelens van vrede en verzoening te koesteren, om de dankbaarheid te vieren dat we in een vrij land leven waarin je zonder gevaar over dijken en door polders heen kan fietsen, dankzij anderen die daar hun leven voor gaven.
Afbeelding boven dit artikel: Dodenherdenking in Urk. Foto: Jaap Kramer/Flickr.