De Russische beweging Memorial, dit jaar geëerd met de Pax Christi vredesprijs, poogt pijnlijke herinneringen levend te houden. Herinneringen die de autoriteiten van dat land liever doen vergeten.
Advent is een tijd van herinneren. Ons herinneren hoe ooit in een uitzichtloze situatie, Irak 2500 jaar geleden, iemand opstond die mensen door oorlogsgeweld ver van huis, opriep om hoop te blijven houden op een wereld van gerechtigheid en vrede: “Geen volk zal zich meer opmaken voor de strijd.”
Ons herinneren hoe 2000 jaar geleden in een bezet en geknecht land iemand aan de Jordaan opriep om naar de toekomst te kijken: “Het rijk dat God beloofd heeft komt.”
Herinnering aan vroeger onrecht, vroegere hoop, het opent onze ogen voor onrecht en hoop in onze eigen situatie. Autoritaire machthebbers zijn bang voor deze herinneringen, ze maken hun positie en hun macht kwetsbaar.
De vredesprijs die de internationale vredesbeweging Pax Christi jaarlijks uitreikt ging dit jaar naar een beweging die zich ‘Herinnering’ noemt, Memorial.
“Het is voor ons niet zo makkelijk slachtoffers te onderscheiden van beulen”
Vanaf de oprichting vijfentwintig jaar geleden door Andrej Sacharov heeft deze Russische beweging ervoor geijverd de herinnering levend te houden aan de slachtoffers en de misdaden van het stalinistische regime. Alleen al op (verzonnen) politieke beschuldigingen zijn ongeveer vijf miljoen mensen gearresteerd; meer dan een miljoen zijn er geëxecuteerd, de rest is naar kampen gestuurd. Meer dan zes miljoen burgers belandden in dwangarbeidersdorpen.
In een zestigtal lokale groeperingen zetten mensen zich in om de herinnering aan die mensen levend te houden en daarmee ook de droom van een nieuwe maatschappij. Er wordt onderzoek verricht naar de zwarte bladzijden van het verleden, wat onder meer leidt tot de publicatie van eindeloos lange lijsten met de namen van slachtoffers. Ze houden zo de herinnering aan de doden levend en zetten zich in voor de overlevenden en hun nabestaanden. De overheid volgt hun activiteiten met achterdocht en probeert stelselmatig hun werk te dwarsbomen, zeker waar ze ook de jongste generaties bereiken.
In de woorden van Arseni Roginski, de directeur van Memorial, die zelf vier jaar lang gevangen heeft gezeten:
De verwerking van het verleden is veel moeilijker gebleken dan we dachten. De oorzaken liggen in de stereotypen in ons bewustzijn, maar ook in het officiële overheidsbeleid ten opzichte van de geschiedenis. Natuurlijk moeten de slachtoffers worden herdacht, maar om te begrijpen wie de daders zijn, heeft de doorsnee Rus geen enkel houvast. Er is geen enkel juridisch document waarin de staatsterreur een misdaad wordt genoemd, geen enkel betrouwbaar vonnis tegen de organisatoren ervan. Ook in het postcommunistische Rusland is er geen enkel proces geweest tegen onderzoeksrechters, kampleiders of partijfunctionarissen. Het is voor ons dus niet zo makkelijk slachtoffers te onderscheiden van beulen.
De huidige inperking van vrijheid vereiste ook een rehabilitatie van het sovjet-verleden. De overheid herschept het verleden dat haar van pas komt. Zo probeert ze een nieuw nationaal geheugen te creëren.
In 2005 werd triomfantelijker dan ooit het 60-jarige jubileum van de Overwinning op nazi-Duitsland gevierd. Geen woord over de fouten van de overheid, die leidden tot de catastrofale nederlagen van 1941 en 1942, de krankzinnige militaire verliezen, de miljoenen Russische krijgsgevangenen. De tragische herinnering aan de oorlog werd gereduceerd tot één gelukzalige Dag van de Overwinning. Maar hoe valt dat te rijmen met de herinnering aan de terreur? Hoe valt dat te rijmen met de herinnering aan de vele onschuldige slachtoffers?
Afbeelding boven dit artikel: Goelag-monument van beeldhouwer Imre Veszprémi. Foto: allesok/Flickr.com (creative commons).