Een genereuze schenking van 300 miljoen dollar aan Harvard University doet Guido Dierickx mijmeren over wat doeltreffende caritas is in deze tijd (en nee, daar heeft die 300 miljoen niet veel mee te maken).
Een berichtje uit een buitenlandse krant maar ook voor ons interessant. De heer Kenneth Griffith heeft een schenking gedaan aan een goed werk. Om preciezer te zijn: hij heeft een gift ten bedrage van 300 miljoen dollar gedaan aan Harvard University. Dat is een gebaar dat Amerikanen van hun rijke landgenoten verwachten, verhopen en zelfs eisen. Je mag rijk zijn maar je moet ook vrijgevig zijn, een sponsor, een mecenas, een weldoener. Natuurlijk zullen chagrijnige mensen meteen aanstippen dat de heer Griffith toch niet heel erg vrijgevig is. Zijn fortuin wordt geraamd op 35 miljard dollar. Op het eerste gezicht lijkt driehonderd miljoen dollar dan wel een grote gift, maar zijn onroerende goederen in New York, Florida, Londen en op nog ander plekken moest hij er niet voor verkopen. Van zijn roerende goederen blijft er trouwens nog wat over om nog andere goede doelen te ondersteunen: musea, (republikeinse) politici, enzovoort.
Voor gelovigen is een doordachte liefdadigheid iets anders dan die van de heer Griffith. Laten we daarom, om te beginnen, de vraag stellen of het hier echt om een goed doel ging. Van Harvard is geweten dat deze universiteit zwemt in het geld. Haar financiële reserves worden geschat op een goed belegde, goed renderende 50 miljard dollar. Zij heeft die 300 miljoen niet nodig om een excellente universiteit te zijn en te blijven. Haar “Graduate School of Arts and Sciences” zal voortaan de “Kenneth C. Griffith School of Arts and Sciences” heten. Of daarmee de kwaliteit van haar onderwijs en onderzoek merkbaar zal verbeteren is te betwijfelen. Waarschijnlijk is wel dat Harvard een heel rijke sponsor zal gunnen wat hij nog niet had: een hoog sociaal aanzien. En wellicht zullen zijn nazaten gemakkelijker toegelaten worden tot deze prestigieuze maar qua rekrutering van studenten zeer selectieve instelling.
De willekeur van de rijke weldoener, dat is het probleem
In het geval van de schenking aan Harvard vloeit het water naar de zee, een tendens die in onze evangelies niet bejubeld wordt. Dat hoeft gelukkig niet altijd zo te zijn. Er zijn weldoeners die anders genereus zijn, die noodlijdende scholen steunen, die sociale werken voor armen in het leven roepen, die tickets voor musea en concertzalen betaalbaar maken. Er is echter nog een ander bezwaar aan te voeren tegen de filantropie zoals die door Griffith en consorten beoefend wordt. De bestemming van hun filantropische geldstromen is afhankelijk van het goeddunken en de willekeur van één individu. Hij of zij kan eigenmachtig beslissen om grote sommen toe te wijzen aan één enkele universiteit en niet aan vele andere. Hij of zij kan één politicus of één kunstenaar subsidiëren en vele andere op droog zaad zetten. De willekeur van de rijke weldoener, dat is het probleem.
In dat opzicht is ons bestel om “goede werken” te financieren beter doordacht en ook rechtvaardiger. In ons West-Europa worden de initiatieven inzake onderwijs, kunst en levensbeschouwing grotendeels ondersteund door de overheid, een politieke overheid die haar middelen haalt uit de bijdragen van vele burgers en die deze verspreid over vele begunstigden. Dat veronderstelt natuurlijk dat zij geniet van een rechtvaardige fiscale wetgeving en beschikt over een stevig fiscaal apparaat om een stuk van de inkomens van (rijke) individuen af te romen. Haar werking kan bureaucratisch, anoniem en kil overkomen maar staat over het algemeen meer ten dienste van het algemeen belang dan een stelsel gebaseerd op individuele goodwill.
Ere wie ere toekomt, hij is geen fan van Donald Trump
De werking van dergelijk fiscaal apparaat geniet echter niet de gunst van de meeste “very rich people”. Zij houden hun weldadigheid liever in eigen handen. Griffith bemoeit zich daarom ook met politiek. Ere wie ere toekomt, hij is geen fan van Donald Trump. Maar hij staat bekend om zijn actie tegen de invoering van een meer progressief belastingstelsel in de staat Illinois (waarvan Chicago het grote centrum is). Als hij daarin niet geslaagd was, had hij meer belasting moeten betalen op de hogere schijven van zijn inkomen en kon zijn schenking aan Harvard allicht niet zo buitenissig geweest zijn.
Slotsom: voor gefortuneerde mensen is het eerlijk betalen van belastingen aan de overheid de eerste (zij het niet de enige) vorm van hedendaagse christelijke caritas. Met deze vorm van caritas win je geen naambekendheid. Ze is niet hartverwarmend zoals een persoonlijke gift aan een persoonlijke begunstigde. Ze is niet geheel vrijwillig: de burgers hebben de overheid, althans in een democratie, de toestemming gegeven om hen tot mededelen te dwingen. Maar zeker voor vele begunstigden is dit in onze tijd de meest doeltreffende vorm van caritas.