Je hoort het vaak: “We kunnen de vluchtelingenstroom niet aan, we moeten verstandig zijn…” Maar is dat wel zo? Een overweging bij een aangrijpende nieuwsfoto.
Hij greep me meteen bij de keel, deze foto. En hij heeft mij sindsdien niet meer losgelaten! Maandenlang reeds ligt hij voor mij op mijn werktafel. En regelmatig, als mijn oog erop valt, raakt hij mij tot in mijn ingewanden, tot in het diepste van mijn ziel.
Ik ontving de foto, vergezeld van een tekst van de profeet Jesaja (9:5-6), als een Kerst- en Nieuwjaarswens voor 2016. Voor wie hem opstuurden, riep deze foto, zoals ze schreven, de kinderlijke puurheid op: “Een kind, klein, op de vlucht, spontaan troostend, ook in ons aanwezig.” En hun wens was dat die kinderlijke puurheid in ons tot volle bloei mocht komen. Mooi! Dankjewel. En van harte.
Maar wat een pijn en gebrokenheid zie ik bij die man, wat een verslagenheid. Plots is het allemaal te veel geworden, hij kan het niet meer aan. Hij breekt. Juist voor de grens van Macedonië (of is het van Servië of Oostenrijk of Hongarije?), na al die weken van hoop en angst en moed en miserie en ontbering en volhouden en vertrouwen, wordt hij onverwacht hardhandig en brutaal tegengehouden. Hij kan en mag niet meer verder op zijn weg naar ‘het beloofde land’.
Ik hoor de populisten, politici, vakbondsleiders: “We mogen ons niet laten overspoelen…”
Hij stort in elkaar, huilt voor de ogen van zijn verbaasd geschrokken kind, weerloos, machteloos! Wat leeft er in het jongetje als hij zijn vader, met wie hij dapper meegetrokken is, zijn grote sterke vader, plots ziet huilen, gebroken en verloren? Dat verbaasde, aarzelende, troostend uitgestoken armpje en handje! Tot welk een ongekende diepte wordt het hart en de ziel van een kind hier geraakt?
Ik weet niet hoe het verder gegaan is met de vader en zijn zoontje. Zijn ze verder geraakt? Werden ze opgevangen? Zijn ook zij met zovele andere radeloze en ontmoedigde vluchtelingen gaan beseffen: we mogen Europa of het Westen niet binnen, ze willen ons niet, ze willen ons buiten, ze werpen stenen naar ons, ze zijn bang van ons, sommigen noemen ons kakkerlakken, ze bouwen muren, ze zijn bang hun eigen zoete welvaart te verliezen, onze miserie en ellende kan hen eigenlijk niet schelen, ‘eigen volk eerst’, zeggen ze, eigen welvaart en veiligheid eerst.
Ik zie de muren (letterlijk en figuurlijk) die gebouwd zijn en nog steeds worden gebouwd; ik hoor en zie vele Hongaren, en met hen vele anderen in Midden-Europa, hun ‘zuiverheid’ met alle macht en middelen verdedigen. Ik hoor het discours van de populisten, van de rechtse en ultrarechtse nationalisten, ook bij ons. Ik hoor de politici, de vakbondsleiders en vele anderen: “We moeten verstandig zijn”, zeggen ze, “we kunnen al die vluchtelingen niet aan, we mogen ons niet laten overspoelen, we moeten onze ‘waarden’ (welke?) en onze welvaart vrijwaren en verdedigen.” Zelfs de sterke Angela Merkel moest uiteindelijk inbinden…
“We moeten verstandig zijn!” Maar ik lees Matteüs 25: “Ik had honger… ik had dorst… ik had het koud… ik had geen bed meer om te slapen… geen huis meer om in te wonen… ik werd opgejaagd…” En ik hoor Jezus’ woorden: “Wat ge aan hen niet hebt gedaan, hebt ge ook niet aan mij gedaan.” En ik kan met de beste wil van de wereld niet doen alsof ik deze woorden niet hoor of ze niet versta.
Ondertussen steken de gammele bootjes met duizenden asielzoekers weer de Middellandse Zee over
“We moeten verstandig zijn!” Natuurlijk moeten we verstandig zijn. Altijd en overal. Maar ik kijk naar de foto. Ik kijk naar dat verbaasd geschrokken gezichtje van dat kind en naar dat aarzelend, troostend uitgestoken armpje en handje. En ik stel me de vraag: moeten we wel altijd zo verstandig zijn? Mógen we wel altijd zo verstandig zijn? Of moest de Samaritaan misschien ook even verstandig zijn als de priester en de leviet die de andere kant opkeken? Wel ‘moesten’ opkijken.
En ondertussen steken de gammele bootjes met duizenden asielzoekers weer de Middellandse Zee over, op zoek naar een beter leven, met alle gevaren van dien. En ik moet onwillekeurig denken aan wat in de geschiedenisboeken ‘de inval van de Germanen’ en ‘de val van het Romeinse Rijk’ wordt genoemd, of ook nog en mooier: ‘ontstaan en groei van Europa’.