Ze zeggen weinig, maar ze zeggen het goed: de ‘schrijvers’ die de opiniepagina’s van kranten vullen.
Vanmorgen sla ik mijn kwaliteitskrant open en, ja hoor, er is alweer veel ruimte gelaten voor opiniestukken over van alles en nog wat. De lezer heeft echter niet veel tijd en moet daaruit snel en trefzeker kiezen. Eerst op basis van het onderwerp: verkiezingen en (echte en vermeende) kerkelijke schandalen hebben mijn voorkeur. En vervolgens op basis van de auteurs. Wie van al die opinieleiders is geloofwaardig, zo vraagt iedereen zich af. Dat weet de redactie ook en schenkt daarom aan de auteurs een kwaliteitslabel. En zo blijken er, grosso modo, twee soorten opinieleiders te bestaan.
Aan het ene uiteinde zijn er de deskundigen. Die hebben zich al sinds jaren bekwaamd in hun vak. Die plegen hun betoog te argumenteren met verwijzing naar betrouwbare, bijvoorbeeld statistische gegevens of althans naar gezaghebbende auteurs in hun vakgebied. Die hebben het nadeel hun betoog al te veel te argumenteren. Want een stelling die het niet zonder moeilijke argumenten kan stellen, zou een beetje verdacht kunnen zijn. En wordt bovendien al gauw heel saai.
Deskundigen wagen zelden hun intellectuele hachje
Dat is het tere punt van de vakdeskundigen: ze moeten wetenschappelijk argumenteren, anders krijgen ze de dierbare collega’s over zich heen. En ze moeten binnen hun enge vakgebied blijven, anders krijgen ze alle andere opinieleiders over zich heen. Een jurist met faam moet ons niet komen uitleggen waarom de Belgen zo weinig medailles veroverd hebben bij de Spelen afgelopen zomer en de Nederlanders zo veel. Het gevolg is dat deze deskundigen zelden hun intellectuele hachje wagen en slechts sporadisch op de opiniebladzijden verschijnen.
Aan het andere uiteinde zijn er de mensenkenners die over van alles en nog wat hun opinie geven. Onder hen nogal wat die ooit ten minste één roman hebben geschreven en sindsdien ‘schrijvers’ worden genoemd. Nu zijn schrijvers, zo mogen we aannemen, verstandige mensen die niet enkel schrijven maar ook veel lezen. Wat daar ook van zij, die hoeven geen beroep te doen op empirische steekproeven en op statistische redeneringen. Zij hebben genoeg aan hun eigen emotionele buikgevoel en aan het gezonde verstand van hun kennissenkring. Dat levert opinies op die in ieder geval moeilijk te betwisten zijn. Want wie kan de waarde van diep doorvoelde emoties betwisten, die van de ‘schrijver’ zelf die herinneringen ophaalt uit zijn eigen ongelukkige (doorgaans ‘katholieke’ of ‘gereformeerde’) jeugd of die van slachtoffers van geweld in onze grote stad?
‘Schrijvers’ hebben genoeg aan hun eigen emotionele buikgevoel en aan het gezonde verstand van hun kennissenkring
Men kan tegenwerpen dat deze lieden geen opinies vormen maar slechts stemming maken. Ze zeggen weinig, maar ze zeggen het goed. Niet veel informatie, wel veel oordeel. Maar juist daarom krijgen ze van de redactie nogal eens een vaste stek op de opiniebladzijden, hoewel de kwaliteit van de debatten daarmee niet gediend is. De gelovigen mogen dat haast dagelijks ervaren. Of worden er vaste rubrieken aan die schrijvers toegewezen als een soort subsidie aan de culturele sector?